Gedichtenweek, dat is het ook nog, of is die alweer achter de rug? Omdat het grootste deel van die week toch niet doorging, maakt dat eigenlijk niet zoveel uit. Goed, we hebben een nieuwe Dichter des Vaderlands, de geweldige Lieke Marsman. Veel steden hebben een nieuwe stadsdichter. Dat zijn benoemingen die variëren van ‘dat zal verdomme tijd worden,’ zoals in het geval van Anne Vegter voor Rotterdam tot ‘Wie? Wie zeg je?’ en soms ‘Wat? Waar ligt dat? Heeft dat stadsrechten?’
Persoonlijk gaan mijn gedachten deze week uit naar de Bernhezer Kunstkring. Die heeft een gedicht van mij gebruikt op een semi-permanent spandoek dat ergens op een plein in het Brabantse Heesch staat. Ik weet dit omdat er foto’s van in de krant zijn verschenen.
Mij is niets gevraagd. Dat hoeft ook niet, omdat er ‘vrij naar Ingmar Heytze’ bij is gezet, en dan mag het. Ik doe het zelf ook, bij al mijn vrije vertalingen van Engelse en Amerikaanse gedichten, dus ik ben de laatste die daarover mag zeuren.
Ik mag er wel iets van vinden, en dat is dit: het is verstandig dat ze me niets gevraagd hebben. De vrije bewerking is uitgevoerd door iemand die ongetwijfeld veel en grote artistieke talenten bezit, maar niet voor poëzie.
Het schmiert. Het rammelt. Het staat in Brabant. En mijn naam staat eronder, met ‘vrij naar’ als schaamlap ervoor. Het gedicht is niet ondertekend, dus wie mijn werk verkracht heeft weet ik niet. Ik heb me een maand geleden gemeld op de contactpagina van de Bernhezer Kunstkring. Geen reactie. Doodse stilte. Ik durf niet nog een keer te mailen. Je weet nooit hoe mensen eraan toe zijn in deze tijd.
Godverdomme, wat word ik chagrijnig van deze literaire heling. Maar ik zie ook dat er louter goede en lieve bedoelingen achter steken, dus ik kan nergens heen met dat chagrijn. Ik mompel het voor me uit en roer het door mijn koffie. Iets anders zit er niet op. Net als bij die honderden kerken die nu vol hangen met ‘houd moed, heb lief’ – ook een dichtregel die me uit handen is getrokken door een schat van een mevrouw die niet wist dat het van mij was.
En dat is het misschien ook niet echt meer. Zoals de dagen oplossen in elkaar, het normale ritme in een soort levensmist en mijn inkomen in de lockdown, lost mijn werk op in de wereld. Hoe langer het duurt, hoe minder het uitmaakt. In lockdown zijn is bestaan, vrij naar ‘leven’.