Afgelopen mei uitte ik mijn zorgen over de herstructurering bij het IFFR en vroeg ik me af of het festival zo eigenzinnig zou blijven als het altijd was. Het ontslag van een aantal programmeurs en het vertrek van andere medewerkers legde van tevoren een grauwsluier over de afgelopen editie. Was dat terecht? Heeft het festival zijn glans verloren? Of lukte het om zijn eigen smoel behouden? Ja, kan ik gelukkig zeggen. Natuurlijk, er waren minder films door de bezuinigingen. Maar ook met een minder volle programmering lukte het bij lange na niet om alles te zien, én heb ik pareltjes ontdekt.
India als voorloper van gevaarlijk nationalisme
Tot mijn grote opluchting heb ik kwetsbare films gezien, rare dingen waar mensen uit wegliepen, lastige films, politiek urgente films. Het “The Shape of things to come?” programma zat solide in elkaar met films en documentaires over het India van nu met de religieus-nationalistische koers van Modi, waar we niet heel veel moeite hoeven te doen om parallellen te trekken met Europese en andere landen. Ik zag er films die in India niet vertoond kunnen worden. Of films waarvan de naam al een politiek statement is, zoals Sameer van de man die in de catalogus staat als Dakxinkumar Bajranges maar liever als Dakxin Charra aangekondigd wil worden.
De naam Charra werd onder de Britten synoniem voor dieven en schurken, en na de dekolonisatie is dat stigma blijven hangen. Als daad van verzet laat de regisseur zich liever noemen bij zijn echte familienaam. De schrijfwijze van Sameer is afhankelijk van de klinkers een Islamitische of een Hindoenaam. Ook daar speelt Charra mee. Vervolgens gaat de film over terrorisme, spionage, en contraspionage tegen de achtergrond van de ernstige rellen in Gujarat in 2002. In de vorm van een Bollywoodverhaal met achtervolgingen en veel beweging, zien we hoe terroristen opereren, maar vooral hoe de politie en de politieke machthebbers dat verhaal framen en voor hun eigen gewin gebruiken.
Charra gebruikt de gelikte vorm om vragen te stellen die even belangrijk als omstreden zijn. De reacties in de Indiase pers logen er niet om: het is niet zijn recht om dit verhaal te vertellen en het is een onverantwoorde film.
Bij een andere Indiase film in het IFFR werden regisseur en programmeur aangevallen (alleen verbaal gelukkig) omdat de film propaganda zou zijn en het geen pas gaf deze te vertonen.
Kwetsbare films
De kwetsbare film was er ook. Neem bijvoorbeeld Night Walk van Sohn Koo-Yong. Een uur lang zien we Seoul bij nacht, zonder geluid, zonder dramatische actie, behoorlijk donker en niet heel toegankelijk. Maar oh wat mooi. In de stilte van de nacht ga je observeren. De bewegende takken, de standen van de maan, de loerende ogen van katten uit de buurt. Sohn legde tekeningen en een gedicht dat hij maakte op basis van oude Koreanse poëzie, over de beelden heen. Een kleine, verstilde film over kijken. Hiervoor ga ik naar een festival!
Of neem Mannvirki, de IJslandse Tijgerfilm van Gustav Geir Bollason. Een film over, tja, mos? Landschapskunst? Een verlaten eiland met mensen die kleine handelingen uitvoeren die niet helemaal duidelijk zijn. Maar betoverend is het wel, de schoonheid van de mossen en de wieren, het bijna rituele schrapen van mossen. Kleine handelingen die geen antwoorden geven, maar vragen oproepen en aanzetten tot mijmeren. Deze film was niet voor iedereen, een kwart van de toeschouwers liep weg, dat is bovengemiddeld voor een film uit de tijgercompetitie. En het siert het festival dat het zo’n kwetsbare film in de belangrijkste competitie opneemt.
Solidariteit
Net als de andere moderatoren zei ik iets minder vanzelfsprekend ‘ja’ op de vraag of ik weer mee wilde werken. Wij hebben allemaal stilgestaan bij de vraag of we dat netjes vonden tegenover de ontslagen programmeurs. Maar mailcontact tussen een aantal moderatoren en ontslagen programmeurs klaarde die lucht. Hun zegen hadden we. Sterker, ik kreeg de opdracht te genieten. En dat heb ik ook gedaan. Van de volle zalen, de film, de ontmoetingen met regisseurs en het modereren. Want dat is toch echt een van de allerleukste dingen die je kunt doen.
Iets anders waar ik me tijdens het festival bewust van werd, is dat mijn solidariteit ook de huidige programmeurs moet aangaan. Ik herinnerde me de reorganisatie van mijn andere werk in de boekhandel. Daarbij kreeg na een plenaire bijeenkomst een deel van mijn collega’s per e-mail te horen dat hun contract ontbonden werd. We waren allemaal in shock, of we ons contract nu wel of niet behielden. Woede, onbegrip, verslagenheid, onveiligheid, we voelden het allemaal.
Het maakt uit of het tapijt onder je eigen voeten wordt weggetrokken, of van dat van een collega, maar de schokgolven werden unaniem gevoeld.
Dat sommige vaste klanten ons links lieten liggen uit solidariteit met ontslagen collega’s, begreep ik rationeel, maar ik vond het ook pijnlijk en lastig. Niet alleen omdat een boycott het ontslag van nog meer mensen dichterbij brengt, maar ook omdat ik het gevoel kreeg dat wij er niet meer toe doen, in de (terechte) grotere pijn van de ontslagen collega’s.
Dat gevoel zal -zeker- niet minder zijn bij het filmfestival. In de hele culturele sector (waar ik een goede boekhandel ook toe reken) werken we met hart en ziel aan en voor iets waar we in geloven.We werken allemaal keihard voor vaak een heel matig salaris. We maken allemaal deel uit van hetzelfde precariaat. Solidariteit moet er zijn voor iedereen in de hele sector.
Het International Film Festival Rotterdam is al 52 edities veerkrachtig gebleken. Het heeft meerdere stormen doorstaan. Sommige edities waren sterker dan andere en dat is logisch. Ik hoop dat het festival een mooie toekomst tegemoet gaat. Niet alleen voor mijn eigen cinefilie, maar vooral omdat het een belangrijke rol speelt in de Nederlandse filmcultuur. Want zoals een schrijver pas echt goed wordt door veel te lezen, wordt een filmmaker goed door veel te zien. En je leer pas goed kijken bij films die buiten de lijntjes kleuren.
Is het dan allemaal koek en ei? Was dat maar zo. Vanuit de festivalbubbel leek het bijna als vanouds. Maar de pijn van de reorganisatie wordt diep gevoeld, door medewerkers die er niet meer rondlopen, en die dat nog wel doen. Als moderator sta je toch tamelijk buiten de organisatie en beleef je alleen de tien dagen van intense cinefilie, de roes van keihard werken, koffie en knuffels. En die roes is heerlijk. Maar uiteindelijk word je daaruit wakker en vraag je je af hoe het met die zeventig mensen gaat die er niet meer bij zijn. Voor mij is een boycott van het festival dan ook nooit aan de orde geweest. Een boycott is een middel om iets kapot te krijgen, dat moet je niet willen. Dat velen een jaartje overslaan begrijp ik wel.
Tot slot: al mijn boekhandelscollega’s zijn op hun pootjes terecht gekomen. Een deel is weer collega, een deel is iets anders gaan doen of in een andere boekhandel gaan werken. En na deze traumatische periode gaat het goed met hen en met ons. Ik hoop en wens het iedereen bij en voorheen van het IFFR toe dat dit zo snel mogelijk ook gebeurt. Het zal tijd kosten, zeker. Maar ik blijf geloven in deze veilige haven voor de kwetsbare film. Laat het ook weer een haven voor de werknemers worden.