Eerlijke beloning, vertrouwen in de culturele sector en minder administratieve lasten horen tot de belangrijkste uitgangspunten voor de culturele subsidieperiode 2025 – 2028. Staatssecretaris Uslu (Cultuur en Media) wil hiermee de komende jaren zoveel mogelijk rust brengen in de sector. Ook pakt ze een aantal knelpunten aan, bijvoorbeeld bij de jeugdpodiumkunsten. Zij volgt grotendeels het advies op van de Raad voor Cultuur over de inrichting van de komende periode.
De belangrijkste beoordelingscriteria voor de culturele basisinfrastructuur (bis) worden artistieke / inhoudelijke kwaliteit, maatschappelijke betekenis, toegankelijkheid en gezonde bedrijfsvoering. Ook geografische spreiding is een belangrijk element. Daarnaast is het van belang dat bis-organisaties de Fair Practice Code, de Code Diversiteit en Inclusie, en de Code Governance naleven.
Staatssecretaris Uslu: “Culturele instellingen snakken naar ademruimte om bij te kunnen komen van de corona-jaren die er echt in hebben gehakt. Ik merk dat in de gesprekken die ik voer met mensen uit de sector. De komende jaren wil ik daarom zorgen voor rust en continuïteit. Mijn speerpunt blijft daarbij het verbeteren van de arbeidsmarkt, en eerlijke beloning voor makers en medewerkers. Dat vind ik belangrijker dan het aantal producties dat een instelling maakt. Daarom trek ik daar 34,1 miljoen euro voor uit. Er is ook meer aandacht voor duurzaamheid en hoe we instellingen kunnen helpen om zich klaar te maken voor de toekomst.”
Er is in de periode 2025-2028 jaarlijks 1,6 miljoen euro extra beschikbaar voor de subsidie van jeugdpodiumkunsten en 0,47 miljoen voor podiumkunstfestivals. Ook komt er een plek voor een instelling die zich bezighoudt met verbetering van de arbeidsmarktpositie van werkenden in de culturele en creatieve sector.
In totaal is jaarlijks 497,22 miljoen euro beschikbaar voor de subsidiëring van bis-instellingen en rijkscultuurfondsen. Daar komt nog een bedrag van 34,1 miljoen euro per jaar bovenop om fair pay te stimuleren. Er zijn 120 plekken in de bis. Via de verschillende rijkscultuurfondsen worden ook nog instellingen voor vier jaar gesubsidieerd.
Al eerder kondigde de staatssecretaris aan een relatief eenvoudige aanvraagronde te willen voor de periode 2025 – 2028. Er zijn afspraken gemaakt om ervoor te zorgen dat de subsidieaanvragen bij het Rijk, bij de rijkscultuurfondsen en de gemeenten beter op elkaar aansluiten. De functies binnen de bis blijven komende periode gelijk, en de extra plekken die op verzoek van de Tweede Kamer aan de bis zijn toegevoegd, blijven behouden.
Deze uitgangspunten worden verwerkt in een subsidieregeling. Daarna kunnen culturele instellingen hun aanvraag indienen. Dat kan van 1 december 2023 tot en met 31 januari 2024. Vervolgens adviseert de Raad voor Cultuur over de ingediende aanvragen. Op Prinsjesdag 2024 worden de uiteindelijke subsidiebesluiten bekendgemaakt.
De cultuursubsidies van de Rijksoverheid bestaan uit twee elementen: instellingen die rechtstreeks vier jaar subsidie krijgen en daarmee de zogeheten basisinfrastructuur vormen, en subsidies die via de rijkscultuurfondsen worden verdeeld. In beide gevallen staat de overheid inhoudelijk op afstand: bij de bis-instellingen geeft de onafhankelijke Raad voor Cultuur een zwaarwegend advies. De rijkscultuurfondsen bepalen op advies van inhoudelijk deskundigen hoe ze het beschikbare geld verdelen.
De Kamerbrief en de uitgangspunten voor de cultuursubsidies 2025-2028 zijn te vinden op de website van de Rijksoverheid.