“Ik wil eigenlijk roepen: ‘Waaaa! Dat ik hier sta!” Het loopt tegen twaalven, wanneer Babette Foncie Fotchind dit met het nog steeds tot de nok gevulde TivioliVredenburg deelt. Het wordt beantwoord met luid, instemmend gejuich. Het is een van de vele hoogtepunten en hoogtepuntjes op deze 40e editie van de Nacht van de Poëzie, het nogal unieke feestje dat Utrecht op de kaart heeft gezet als dé literatuurstad van Nederland. Of misschien wel meer, want welk ander land heeft zo’n festival als ILFU, dat om die ‘Nacht’ heen is gebouwd: twee weken lang dichters, schrijvers en belachelijk veel – opvallend jong – publiek. Voor taal. En omgeving.
Het werd weer duidelijk, deze zaterdag 7 oktober: een gebouw als TivoliVredenburg helpt. Zoals een week geleden tijdens het literaire hoogtepunt van het festival ook te merken was. Ik viel op het middaguur in een sessie in de Pandora, een van de popzalen van het festivalgebouw, waarin Jeanette Winterson voor een bomvolle zaal nerds, boekenliefhebbers en tech geeks kon uitleggen waarom ze optimistisch blijft over alle technologische innovaties waarmee de mensheid zichzelf blijft verrassen. Je zou er zomaar een relatie met een chatbot van beginnen.
Salman Rushdie
Het was ook de dag dat we in dezelfde zaal Salman Rushdie digitaal in ons midden konden hebben, zwaar gehavend maar vol levenslust vertellend over zijn nieuwste allesomvattende roman. Wat zou het mooi zijn als we hem nog eens zouden kunnen verwelkomen op De Nacht van de Poëzie.
Want die nacht, daar draait het om. Deze editie, het achtste lustrum, was legendarisch, alleen al door het optreden van Judith Herzberg, die nog eens aantoonde hoe je met een minimaal aantal woorden maximale zeggingskracht kunt bereiken. Zij kreeg maar zeven minuten, zoals elke dichter hier, en dat wringt soms.
Invulling voor Rutte’s komma
Gerda Havertong, voor het eerst uitgenodigd, trakteerde Utrecht op prachtige poëzie in het Sranantongo, maar vond die zeven minuten te weinig, na al die decennia wachten op een kans om op te treden. Ze had misschien wel een punt, in dit jaar waarin we de door Rutte gezette komma achter de excuses voor het slavernijverleden aan het invullen zijn. Voor deze gelegenheid zou iets meer tijd en ruimte voor dichters uit onze voormalige wingebieden welkom zijn.
Die demissionaire premier kreeg het sowieso zwaar te verduren in een gedicht van Alara Adilow waarin ze beschreef hoe ze hem doggy style zou willen nemen tussen zijn gezellig witte billen. Adilow was een welkome vrolijke noot, en ook een beetje ontnuchterend na de kwetsbare serie van vijf gedichten die Eva Gerlach daarvoor heel zachtjes had voorgedragen over het coronaziekbed van haar man, dat zich liet beleven als een horrorverhaal.
Hypervirtuoze pianiste
Het was een prettige mix van oud en nieuw: na de opening door Bart Chabot, die een paar van zijn punkgedichten op de bekende manier voorlas, vreesde ik even een avond vol oude witte dichters die plichtmatig hun ding deden, afgewisseld door gladde acts voor het grote publiek. Dat zat er namelijk een beetje in met de hiphopdansact Oxygen, die heel duidelijk was bedoeld voor Las Vegas-achtige sferen: het zag er op de videoschermen beter uit dan op het podium. Ook de hypervirtuositeit van pianiste Yeol Eum Son leek even die kant uit te gaan, maar deze vrouwelijke Max Verstappen van de piano gooide er gelukkig ook zichtbaar plezier in.
En Hans Dorrestein had er gewoon heel veel zin in. Net als oudgediende Jean Pierre Rawie die enige vrolijkheid aan de dag legde bij het voorlezen van zijn gedichten die bij iedere begrafenis wel een keer langskomen (‘elke dag erbij is een eraf’).
Laten we het programmeerplezier noemen
Want om plezier gaat het. Niet alleen bij de optredende dichters, die dit jaar dus opvallend vrouwelijk en vlot van de tongriem gesneden waren, maar ook van de organisatie. Laat ik dat ‘programmeerplezier’ noemen. Wat er bijvoorbeeld voor zorgt dat je na het unieke optreden van Kees Torn, die na deze eenmalige verrassing weer terugkeert naar zijn whiskybar, overvallen wordt door de Seven Drunken Nights, die als een vrolijke toegift op de Dubliners de zaal op de voeten kregen met Ierse drinkliederen. En dat je kennis maakt met Simon van der Geest, die op een bepaalde manier een jonge spiegel van Judith Herzberg lijkt te kunnen worden, door zijn eenvoudige taal en verrassende wendingen.
Michael C Hall speelt een popster
Wie nog wel wat plezier kon gebruiken, op deze feestavond, was Michael C. Hall, de acteur die met zijn band Princess Goes een getormenteerde popster kwam spelen, wat hem best goed afging. Ik zou hem alleen liever een mooi gedicht hebben zien voordragen, want de band klonk toch vooral als iets van lang geleden.
Hij kan iets leren van deze Nacht, want die toont aan dat je kunt verjongen. Want jong was de zaal en groot het podiumtalent van de nieuwe generatie dichters. En wat waren de vrouwelijke dichters goed. Deze Nacht was een popfestival met dichters als rocksterren. Dat is weleens anders geweest.