De Algemene Rekenkamer, een hoog college van staat dat onafhankelijk de uitgaven van de overheid controleert, fluit minister Bussemaker van Cultuur terug. In een tussentijds advies, op 12 februari gepubliceerd, stelt de Algemene Rekenkamer namelijk dat er nog helemaal niets duidelijk is over de werkelijke gevolgen van de bezuinigingen door het vorige kabinet.
Dat kabinet, met de alom geliefde Halbe Zijlstra toen nog als Staatssecretaris aan het roer van Cultuur, bezuinigde fors op de zogenaamde Basisinfrastructuur: een samenstel van toonaangevende instellingen en gezelschappen dat voor een goede verdeling van het kunstaanbod over Nederland most zorgen. Over die BIS, waarop soms meer dan 30% is bezuinigd, schrijft de Rekenkamer het volgende:
‘De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) formuleert in het voorjaar van 2015 de uitgangspunten voor de nieuwe vierjarige BIS-periode (2017-2020). Hierover vindt nog voor de zomer van 2015 een debat plaats met de Tweede Kamer. Bij deze voorbereidingen van de nieuwe BIS zou derhalve actuele informatie beschikbaar moeten zijn over de gevolgen van de bezuiniging op cultuur en de hiermee samenhangende herinrichting van de BIS.’
Maar die informatie is dus nergens te vinden.
‘Ondanks het feit dat de minister van OCW veel informatie verzamelt over de ontwikkelingen in het rijksgesubsidieerde deel van de culturele sector, constateren wij dat nog niet alle relevante informatie beschikbaar is om het debat over de nieuwe BIS goed te kunnen voeren.’
Ofwel, de minister kan geen nieuw beleid gaan baseren op oud beleid, als de gevolgen van dat oude beleid nog niet te overzien zijn. Je zou deze opmerking van de Rekenkamer natuurlijk kunnen zien als een formeel potje sputteren dat elke accountant hoort te doen, maar wie het stuk leest, ziet meer losse eindjes. Of voorbeelden van inventief schuiven met potjes:
‘Bijvoorbeeld: 20 miljoen euro van het budget voor Cultureel Erfgoed is overgeboekt naar het Provinciefonds. Het parlement is in de verschillende budgettaire nota’s wel geïnformeerd over deze wijzigingen, maar heeft geen overzicht gekregen in hoeverre de bezuiniging gerealiseerd is conform de voornemens in het regeerakkoord en de uitwerking daarvan in daaropvolgende beleidsnota’s. Ook wij kunnen door de vele mutaties niet vaststellen in hoeverre de bezuiniging is gerealiseerd.’
En dan komt het:
‘Wel hebben we kunnen vaststellen dat de uitgaven op de Cultuurbegroting in de periode 2011 t/m 2013 cumulatief 73 miljoen euro meer zijn gedaald dan was geraamd bij het meerjarig inboeken van de bezuiniging uit het regeerakkoord.’
De rekenkamer weet nog niet of dit echt zo is, of dat er door al dat geschuif geld soort van zoek is geraakt, maar fraai is natuurlijk anders. Ook over het aantal overlevenden van de bezuinigingen – en vooral over hoe ze overleven – is te weinig bekend:
‘De minister van OCW verzamelt geen informatie over de mate waarin en de manier waarop de 114 nog bestaande instellingen het volledig wegvallen van rijkssubsidie hebben weten op te vangen. Dit is volgens ons echter wel van belang, omdat deze informatie inzicht geeft in de effecten van de bezuiniging en in de succes- en faalfactoren van het meer op eigen benen staan van culturele instellingen.’
In een reactie laat het ministerie weten dat men geen ijzer met handen kan breken, en dat ze hun best doen. De Rekenkamer neemt de excuses in ontvangst, maar stelt, enigszins minzaam:
‘We waarderen het dat de ministers zoveel waarde hechten aan de betrouwbaarheid van de informatie, maar vinden de timing van de publicatie van Cultuur in Beeld dit jaar ongelukkig met het oog op de keuzes die dit voorjaar gemaakt moeten worden voor de nieuwe subsidieperiode. Het zou verstandig zijn als de minister van OCW over andere oplossingen wil nadenken.’