Er wordt heel wat gemopperd op de Nederlandse film: hij is te braaf, niet creatief genoeg, er is te weinig experiment. Er is echter één klein eilandje waarin andere wetten gelden. Waar soms met stevige budgetten en soms voor een appel en een ei films worden gemaakt die een andere taal spreken: De dansfilm. Geen gepsychologiseer, geen eindeloze dialogen, maar lichamen die bewegen. Of niet. Een genre waar twee kunstvormen samenkomen die allebei gaan over ruimte en beweging. In theorie is dit de ultieme artistieke film. In de praktijk werken fondsen en opleidingen niet altijd even hard mee.
Cinedans is de spil in de dansfilm, het instituut dat publiek en makers samenbrengt, dat met panels en workshops de lat hoger legt. Het Cinedans festival trekt volle zalen met de films en de randprogrammering. Kennelijk is er een publiek voor dans op film. Toch blijft het een weerbarstig genre. Fondsen weten niet goed wat ze ermee aanmoeten, programmeurs lijken koudwatervrees te hebben en bij het grote (film-)publiek is het onbekend.
Waar zit precies de pijn? En is dat inherent aan interdisciplinaire kunst? Idealiter is een vermenging van disciplines een manier om het beste uit beide te halen. Maar gebeurt dat wel, of zit men elkaar in de weg?
Ik spreek met 6 mensen uit het veld over problemen en mogelijkheden. In dit eerste deel zijn Martine Dekker van Cinedans, filmmaakster Clara van Gool en producente Iris Lammertsma van Witfilm aan het woord.
Le soutien est nécessaire
Martine Dekker ziet dat er van alles in ontwikkeling is in de dansfilm, maar dat er ondersteuning nodig is. Een van de problemen die zij ziet is dat met enige regelmaat hetzelfde wiel wordt uitgevonden. In de studentencompetitie gebeurt er van alles: “Veel dingen zijn in aanzet goed, maar zouden baat hebben bij meer scholing. Hedendaagse studenten kunnen veel makkelijker met film omgaan, kunnen beter in het medium denken. Ook op de dansacademie wordt er nu meer aan multidisciplinaire projecten gedaan. Toch zie je dan wel dat er op de filmacademie betere dansfilms gemaakt worden.” Meer uitwisseling tussen de academies zou de ontwikkeling vooruit kunnen helpen.
Een opener blik bij de fondsen zou ook kunnen helpen. Het filmfonds draagt bijvoorbeeld wel bij aan dansfilms, maar dan vooral de ‘typische’ dansfilm, waarin een verhaaltje wordt uitgebeeld. Dat is niet per se slecht, natuurlijk. Maar sommige projecten zijn geweldig en krijgen toch nergens een voet tussen de deur.
Tout tourne autour de l'argent
Wat haar opvalt is dat de kwaliteit van een productie uiteindelijk toch afhankelijk is van geld. En daar zit ‘m de kneep. Om succesvol subsidie te kunnen aanvragen, heb je een zekere staat van dienst nodig. Jonge makers dreigen soms tussen wal en schip te raken. Ontschotten is het toverwoord waarmee het makkelijker zou moeten zijn om multidisciplinaire projecten gesubsidieerd te krijgen, maar de praktijk is weerbarstiger. Als je net van de academie afkomt kan het lastig zijn om bij het goede loket aan te schuiven en wordt soms op formele gronden je aanvraag niet eens in behandeling genomen omdat je niet de juiste opleiding hebt voor de betreffende subsidiënt.
Figure de proue du film de danse
Clara van Gool heeft zich erbij neergelegd dat zij wordt gezien als het boegbeeld van de dansfilm. Met zeventien op beweging geënte films lijkt daar ook geen ontkomen aan. Toen ze de filmacademie deed, was ze meer geïnteresseerd in films zonder dialoog: ze wilde visuele verhalen vertellen. De dansfilm bestond nog niet toen zij begon, wel musicals en experimentele film. Ze heeft haar eigen medium uitgevonden en dat is gelukkig ook beloond met twee Gouden Kalveren, een Emmy, naast talloze internationale prijzen. Na veertien korte films en twee commercials heeft ze haar eerste lange speelfilm gemaakt. The Beast in the Jungle ging op het laatste IFFR in première. Gemaakt met internationale fondsen en producenten is het haar grootste productie ooit. Een die jaren kostte om te maken.
Is het met haar staat van dienst makkelijker geworden om films te maken? “Nee, eigenlijk niet. In de jaren ’90 was het relatief makkelijk met projecten als 4tokenS. (later werd Point de vue gepresenteerd als iets nieuws, maar was in feite in voortzetting van 4tokenS.) De kwaliteit was niet altijd goed, maar er zaten wel een paar juweeltjes bij. Er was de ruimte om het te doen. Die is er nu niet meer. Cultuur op tv is nu eigenlijk alleen Paul Witteman. Registraties zijn verbeterd, techniek is verbeterd maar het experiment is eruit.”
Bijoux
En dat is ontzettend jammer want een van de juweeltjes was de film die Van Gool met Angelika Oei gemaakt heeft, Bitings and other Effects. Voor een soortgelijk project, maar dan van de BBC, maakte ze met DV8 Enter Achilles. Het was de tijd van DV8, Michael Clarke, de opkomst van de Vlaamse choreografen, de tijd dat er hier nog een goede dansinfrastructuur was. We kunnen er nu alleen nog maar met weemoed en een lichte knoop in de maag aan terugdenken.
Het succes van Clara van Gool blijkt nu ook een keerzijde te hebben. Ze kan niet meer een korte dansfilm maken en dat experimenteel noemen vanwege haar statuur. Daar krijgt ze geen geld meer voor. Ze kan wel de documentaire-hoek verder exploreren. Ze heeft al een korte op haar naam: Voices of Finance. Ze is nu samen met Jos de Putter bezig met een nieuw documentaire project. Een korte dansfilm wordt echter lastig. Het is frustrerend dat iedere keer het wiel opnieuw moet worden uitgevonden.
Collaboration entre le cinéma et la danse
Iris Lammertsma is producent van Witfilm, De producent van dansfilms in Nederland. Wat zij ziet is dat film een heel ander medium is dan dans, een heel ander vak. Budgetten in dans en film zijn ook heel anders. Bij het AFK kun je een aanvraag doen voor €15-20.000 euro. Een korte dansfilm of fictiefilm kost al gauw zo’n €125.000 voor een minuut of tien. Een low-budget fictiefilm is nog wel te maken met jonge net afgestudeerde filmmakers, maar die maken dan weer weinig dansfilms.
En vanuit de andere kant: een choreograaf + camera + idee maakt nog geen dansfilm.
Veel dansers hebben wel een idee voor een film, maar geen ervaring met het medium. Het vereist echt een andere manier van denken over bijvoorbeeld kadrering en montage. Meeste plannen geven geen blijk van voldoende visie op het medium film. Net zoals filmmakers ook niet per se kaas gegeten hebben van choreografie of beweging. Het verdient echt aanbeveling dat filmmaker en choreograaf samenwerken. “Wat zou helpen is ruimte om te mislukken. Bij de fondsen is die ruimte er niet meer. Niet zozeer door de fondsen zelf als wel door politieke onwil. Er is juist heel veel wil bij de fondsen om mee te denken en te denken in mogelijkheden.”
Peu d'espace pour jouer
“Maar ook fondsen kunnen zich geen fouten permitteren. Zij werken met publiek geld en moeten zich houden aan regels en zich verantwoorden voor hun uitgaven. Daar zit weinig ruimte in.” Ze heeft niet een vrolijk stemmend verhaal: “Na point pris en compte is er minder echte bedding voor dansfilm. Regisseurs beginnen er niet aan omdat er geen geld te verdienen valt. Choreografen kunnen in hun eentje niet aanvragen. Je hebt iemand nodig als regisseur die een filmopleiding heeft afgerond om aan te kunnen vragen. Misschien is het een oplossing om op de academies elkaars disciplines te introduceren. Dans op de filmacademie zou heel mooi zijn. Uiteindelijk is de dansfilm de ultieme artistieke film.”
Recommandations pour les fonds
Voor geen van de makers is het een gespreid bedje of vanzelfsprekend dat er geld is voor een nieuw project. Opvallend is dat iedereen die ik sprak begreep dat de fondsen zelf ook in een spagaat zitten en dat het met name politieke onwil is om de ‘lastiger’ kunsten te steunen. Ik vroeg iedereen wat de aanbeveling zou zijn voor fondsen om tot meer en betere dansfilms te kunnen komen. Vanuit de filmmensen bleek er niet echt een behoefte om te ‘ontschotten’. Wel is er een behoefte aan minder strikte voorwaarden.
Of, zoals Clara van Gool het verwoordt: “Schrap al die extra vragen en laat mensen gewoon een verhaal vertellen. Makers zijn heus wel bezig met de wereld om hen heen. En je kunt dat ook uit het plan halen. Draai het om! Waarom moet je als filmmaker verantwoorden wat je met diversiteit in de Nederlandse filmwereld doet. Is dat niet hun taak? Als je dat eruit haalt krijg je meer eigenzinnigheid, meer mensen die een spannend verhaal maken. Je wordt er heel cynisch van als je denkt dat je nu geld zou krijgen als je een film zou maken met Syrische vluchtelingen. Maar zo moet en wil ik niet denken.” Martine Dekker en Iris Lammertsma zijn evenmin gecharmeerd van al dit soort ‘afvinkboxjes’.
Modèle danois ?
Iris heeft wel een voorstel om dansfilms in de lift te krijgen: “Doc Junior heeft succesvolle korte documentaires opgeleverd voor de jeugd. Alles mag, als het maar voor de jeugd van 8 – 12 is. Dit was geënt op een Deens idee. Een stimuleringsregel voor korte dansfilm die hierop lijkt zou geweldig zijn. Misschien kunnen NPO fonds en Filmfonds, een omroep plus een privaatfonds als van den Ende, hier eens over praten? Ook zou een production incentive pour high end arthouse film van max 30 minuten iets op kunnen leveren.”
Dit lijkt verdacht veel op 4TokenS, Point Taken, De Wolf Danst. En eigenlijk is dat wat we allemaal zo graag terug zouden zien. Een platform, breed gedragen, met ruimte voor experiment en met geld. Waar filmmakers en dansmakers aan elkaar gekoppeld worden en elkaar kunnen versterken. En waar je ook uit de bocht mag vliegen.
Clara zou een voorstander zijn van een actieve rol voor Cinedans: misschien kan het festival een platform zijn voor korte films? Makers een klein zakje geld geven waarmee ze korte films voor het web maken? Je zou vervolgens een abonnement kunnen bedenken waarmee je over de hele wereld de filmpjes kunt bekijken. Met het Cinedans web is er een start gemaakt. En inderdaad: het smaakt naar meer. Cinedans zelf zou ook graag een actieve rol hierin spelen en ziet zichzelf zeker ook als platform voor de korte dansfilm.
Volgende keer: