Het Marathon-effect is bekend: zet toeschouwers een halve dag of langer bij elkaar in een theater, bij voorkeur op ongemakkelijke stoelen, en lever ze over aan een stuk of wat acteurs met een toneelstuk. Succes lijkt verzekerd, en dat wisten de oude Grieken al. Dat er dus geen wanklank zou zijn rondom het monsterproject I Demoni, de Dostojevski-bewerking van Peter Stein die het Holland Festival in het weekend van 12 en 13 juni bracht, was te verwachten. Dat een aantal mensen, vooral onder de deskundigen bij de pers, gevonden zou worden dat er hier en daar een kanttekening bij zou plaatsen, ook.
Simon van den Berg van Het Parool en Wouter Hillaert van de Vlaamse kwaliteitskrant De Standaard zijn allebei onder de indruk van de acteerprestaties en van het uithoudingsvermogen van publiek en spelers, maar vragen zich ook af wat de artistiek vernieuwende meerwaarde van de hele onderneming is.
Hillaert is dus enthousiast over het idee:
Marathontheater is een belevenis. Het voelt als een copieuze maaltijd die zich onttrekt aan elke moderne tijdsbenepenheid. Je krijgt opnieuw het gevoel van de rituele oorsprong van theater: acteurs en publiek worden één in hun olympische prestatie. Af en toe indommelen mag, en toch is het finale applaus gegarandeerd een staande ovatie. Niet te verwonderen dat festivals steeds vaker met zulke marathons uitpakken: een hele dag, of zelfs de nacht door.
Maar plaatst een kanttekening of twee bij het resultaat:
Dat Stein Dostojevski in zijn lengte wilde opvoeren, blijkt in de praktijk een gebrek aan scherpe keuzes. Het schaarse negentiende-eeuwse meubilair op de lege scène, de historische kostuums, de slaafse onderdanigheid tegenover het boek als boek, met zijn soms ellenlange dialogen: ze maken van I demoni een geschiedkundig tableau. In 1950 had het er net zo uitgezien. Je voelt niet wat Stein in Dostojevski zo geboeid heeft.
Als geheel doet I demoni weinig meer dan je herinneren aan een betekenisvol breukmoment in het oude Europa. En aan een ooit revolutionaire Europese regisseur. Het te verwachten minutenlange eindapplaus, twaalf uur na de eerste scène, wordt er dan ook vooral één voor onszelf. We hebben de finish gehaald.
Simon van den Berg van Het Parool heeft iets soortgelijks gevoeld:
Architect Rem Koolhaas introduceerde de term ‘Automonument’ voor gebouwen die zo groot zijn dat ze vanzelf monumentaal worden, ongeacht hun kwaliteit. Iets vergelijkbaars is aan de hand met marathonvoorstellingen in het theater. De bewondering voor de inspanning (van de spelers, maar zeker ook van jezelf – een hele dag naar Italiaanse spelers luisteren is toch een hele opgave) kan kritische beschouwing nogal in de weg staan.
Maar die is wel op z’n plaats bij de twaalf uur durende voorstelling I Demoni, die afgelopen weekend op het Holland Festival te zien was. De grootse opzet van dit project wordt niet voldoende gedragen door buitengewone vorm of inhoud.
Volkskrant, Trouw en NRC besteedden verder, na wat voorverhalen, hun maandagedities liever aan het begin van Oerol op Terschelling, wat ook een leuk festival is.
In de maandageditie van de Volkskrant wel aandacht voor de Noh-voorstelling ‘Noh with Bonfire’, die volgens de recensent een beetje te lijden heeft van de taalproblematiek. ‘Lost in Translation‘, zouden we zeggen, en dat gevoel hebben meer mensen. Het Parool meldt verder een incident bij Anne Therese de Keersemaeker, die haar back-to-basics-trilogie op het Holland Festival afsloot met 3Abschied. Een voorstelling waar niet iedereen enthousiast over was. Op twitter was het vaste HF-twitteraar Henk Brandsen die zijn gevoel de ruimte gaf:
3Abschied van De Keersmaeker #HF10: ik weet één ding zeker … NOOIT MEER De Keersmaeker!!!
3Abschied van De Keersmaeker #HF10: VERSCHRIKKELIJK, wat een verlakkerij!!! Ik heb zelden zo’n afschuwelijke voorstelling gezien.
In de zaal riep een toeschouwer iets soortgelijks (‘Schoenmaker, blijf bij je leest!’), waarmee het Holland Festival opnieuw een stukje zuidelijk temperamentvoller werd, na de enthousiaste reacties van het Arabische publiek op Amal Maher’s openingsconcert. Die overigens ook enige relativering behoeven. In een commentaar op deze site nuanceert een anonieme reageerder het multiculturele hoogstandje van wederzijds begrip waar dit concert voor door moest gaan:
NPS-kaaskop hakt in openingsconcert #hf10
Het was niet Amal Maher die wilde inkorten, maar een kaaskop van het NPS-televisie-team dat in Carré opnames maakte voor de live-uitzending van het concert. Met een adembenemende kennis van het Arabische liederengoed besliste hij tijdens het optreden, dat in het belangrijkste lied, het belangrijkste deel moest worden weggelaten. Het vooraf opgestelde papieren “schedule” was zijn heilige leidraad.
Hoge NPS-kaaskoppen zouden deze rigide medewerker moeten vervangen door iemand met een wijde blik en voorliefde voor munt-thee 😉 .
Hier valt dus door deze of gene nog wel wat thee over te drinken, schatten we zo in.
Pygmalion kent een gemengde ontvangst. Op twitter verschillen de meningen en in de Volkskrant vond danscritica Annette Embrechts het allemaal wat te netjes:
Natuurlijk oogt het speels wanneer de Belgische sopraan Sophie Karthäuser als vrolijke Liefde zich op de schouders van de dansers laat voortrollen. En als de allegorische figuren Spel en Vrolijkheid lichtvoetig voorbij zwieren, aan katrolletjes hoog in de lucht. Maar kopje duikelende dansers en zangers waren ook al van de partij in Browns enscenering van Monteverdi’s Orfeo (1998).
Wat ontbreekt is een prikkelende opvatting over het Pygmalion-thema: de kunstenaar die verliefd wordt op zijn eigen schepping en in een vlaag van liefdeswaan de godin Venus vraagt zijn creatie tot leven te wekken. In deze moderne tijd van augmented reality zou ook in een dansopera een verwijzing niet misstaan naar de toenemende mogelijkheden om virtuele creaties in realiteit om te zetten.
Altijd interessant , een recensent met tips, maar los daarvan schijnt er toch wel iets mis te zijn met Pygmalion. Ook in het Parool, dat zowel een dans- als een muziekrecensent naar de koninklijke wereldpremière stuurde, waren de meningen niet heel erg positief. Men vond de zang interssanter dan de dans, maar omdat de zangers ook moesten dansen leed de zang dus weer:
Te vaak vraag je je in gemoede af wat het allemaal betekent. Was juist het contrast tussen statische zangers en bewegende dansers niet veel dramatischer geweest?