Een geluidstechnicus die op het podium met propjes papier oorverdovende klanken maakt. Poppenspel dat naadloos overgaat in filmprojecties en zangers die gedubbeld worden door acteurs. Een oersimpel toneel op het toneel dat echter wel degelijk hightech is. Een voorstelling in een van de grootste zalen van ons land, die echter doet denken aan een vlakke vloer voorstelling. Een vlakke vloer die wel alle kanten op kan bewegen, en even gemakkelijk een helling of een plafond kan zijn, dat dan weer wel.
Ziehier de ingrediënten voor Mozarts Die Zauberflöte in handen van regisseur Simon McBurney en zijn vaste team medewerkers. Twee jaar geleden maakten ze al indruk met A dog’s life en hun The Master and Margarita was een van de hoogtepunten van het laatste Holland Festival, maar nu vinden ze een doodgespeelde opera opnieuw uit: zelden zo’n energieke ‘Toverfluit’ gezien.
En dat is knap, want Die Zauberflöte is een van de meest gespeelde opera’s maar overtuigt zelden. En dat ligt niet alleen aan de vele gezelschappen die de opera ieder jaar opnieuw op de planken brengen, want laten we er vooral niet moeilijk over doen: Mozarts laatste opera is een merkwaardige mengelmoes van vrijmetselaarsrite en sprookjesvertelling die als muziektheater lang niet altijd overtuigt.In het Muziektheater zit de vaart er echter meteen in: de opera begint zodra dirigent Marc Albrecht op zijn plaats staat. Met de zaallichten aan en het applaus nog niet verstomd klinken de befaamde eerste drie akkoorden (al zijn het er natuurlijk vijf). In de drie uren die volgen presteert McBurney het onmogelijke. Wat Michel van der Aa in After life deed met film in opera, doet hij voor geluid en theatertrucs: juist door op speelse wijze alle theatertrucjes zichtbaar te maken schept hij een volkomen geloofwaardige voorstelling die de toeschouwer geen moment onberoerd raakt.
McBurney legt zo de kern van Die Zauberflöte feilloos bloot. De opera is een problematisch spel met dubbelingen, niet alleen in het verhaal, maar vooral ook in de praktische uitvoering. Zo schrijft Mozart voor dat zowel Tamino als Papageno niet alleen zingen, maar ook musiceren – de toverfluit en het klokkenspel. Dat levert in vele enscenering geforceerde situaties op, waarin de zanger verkrampt doet alsof hij speelt, terwijl de klank uit de orkestbak komt.
Zo niet hier.
Als Tamino, prachtig gezongen door Maximilian Schmidt, op zijn toverfluit speelt, levert hij die eerst netjes af in de orkestbak. Ook Papageno schuift zijn klokkenspel nadrukkelijk in die richting. Ik ben hier om te zingen en te acteren, muziek maken doen jullie maar.
En het werkt.
Want mocht het beste theater net als de beste romans draaien om ‘the suspension of disbelief’, dan wekt juist het net doen alsof terwijl iedereen in de zaal ziet en hoort dat de handeling niet synchroon met het geluid loopt meer ongeloof op dan de theaterillusie gewoon tonen. Terug naar de basis dus. Je ziet hoe het gebeurt, en toch geloof je het meteen, juist doordat je het mechanisme erachter ziet.
Pierre Audi, artistiek leider van De Nederlandse Opera, liet in zijn ensceneringen van Händel-opera’s ook al de kale toneeltechniek zien. Dat deed hij uitgerekend in het in 1921 herontdekte theater van Drottningholm – het enige baroktheater met de originele theatertechniek ter wereld. Hij doorbrak de theaterillusie en maakte het achttiende eeuwse mechaniek erachter zichtbaar.
Pierre Audi regisseerde ook de laatste Die Zauberflöte in Amsterdam met decors en kostuums van Karel Appel. Een visueel overrompelende productie met fel beschilderde autootjes, knalgele vogeltjes en drie knaapjes die vanuit een vliegtuigje hoog boven de toneelvloer Tamino toezingen.
Zo kleurrijk als die voorstelling was, zo kaal lijkt deze. Maar schijn bedriegt. Het ‘debunken’ van een opera door het libretto te simplificeren levert vaak vervelende voorstellingen op, maar daaraan doet McBurney niet. Integendeel, hij neemt de tekst zeer serieus en legt de drijfveren van de belangrijkste personages bloot. De drie knaapjes tovert hij om in drie oude mannetjes, de koningin van de nacht is in haar rolstoel letterlijk machteloos en Sarastro richt zich direct tot het publiek. Zelfs flierefluiter Papageno krijgt diepgang, doordat McBurney hem zoveel mogelijk laat reageren op de absurditeit van de situatie en mee laat doen in het spel met het publiek. Thomas Oliemans groeit zo uit tot de ster van de voorstelling. Prachtig is zijn blik als hij aan het eind van de opera uit het niets ogenschijnlijk moeiteloos zelf het klokkenspel bespeelt.
Wie houdt wie nou voor de gek?
De Nederlandse Opera: W.A. Mozart – Die Zauberflöte. Muziektheater, Amsterdam, nog te zien tot 30 december.