Tijdens de aftrap van Winternacht 1 bracht publicist Bas Heijne de twee literaire giganten Amos Oz en Adriaan van Dis nader tot elkaar. Wat is er van hun vroegere idealisme overgebleven? Oz’ spervuur van prachtige oneliners bleek lastig te temmen en zorgde voor een hilarisch, maar beetje onevenwichtig gesprek.
Als recalcitrante tiener liep de Israëlische Amos Oz op 15-jarige leeftijd weg van huis en sloot zich aan bij een kibboets. Hij woonde er jarenlang. Ook Adriaan van Dis bracht ooit als geëngageerde linkse jongeling 3 maanden op een kibboets door en stortte zich daarna in de anti-apartheidsbeweging. Oz schreef Onder Vrienden, een verhalenbundel over de beklemmende eenzaamheid van het leven in een kibboets. En in Tikkop verwerkte Adriaan van Dis zijn ervaringen over de idealistische strijd in Zuid-Afrika.
Oz is aangenaam cynisch over zijn idealistische tijd in de commune. “Sommige kibboetsen waren zo links dat ze stiekem droomden dat Stalin himself bij hen op bezoek zou komen. En dat hij vervolgens – na inspectie van de tractors en een vurige kantinediscussie over de Marxistisch-leninistische leer – met ontzag zou verklaren dat die Israëli’s het socialisme beter begrepen hadden dan de Russen. Zo erg was het niet in mijn kibboets, maar ook al woonde ik in een semireligieuze, sociaalanarchistische variant, de overkoepelende droom was dat in die commune alle menselijke ellende zou worden uitgebannen. Mijn vlucht was een rebellie tegen mijn vader en alles waar hij – reactionair en bourgeois – voor stond. Maar eenmaal in de kibboets kwam ik er achter, dat wat ik probeerde te ontlopen in de ‘oude buitenwereld’ zich ook gewoon in die kibboets afspeelde.”
“De mensen in de kibboets waren overtuigd van de mogelijkheid om in één snelle slag de menselijke aard fundamenteel te veranderen. Menselijke tekortkomingen zoals jaloezie en egoïsme zouden voorgoed voorbij zijn. Maar dat was een onmogelijk ideaal. In duizenden jaren is de mens maar weinig veranderd. Kijk maar naar seks. We bedrijven al sinds de tijd van Koning Salomon nog steeds op dezelfde manier de liefde. Met als enige verschil dat we nu misschien een sigaretje roken na afloop.”
Ook het uiten van emoties of tederheid was taboe in het kibboetsleven, vertelt Oz. “In de commune was iedereen – zogenaamd – vrij en zou niemand nog eenzaam kunnen zijn. De paradox was dat we de heuvels van de sociale ongelijkheid bedwongen, alleen om te ontdekken dat nog steeds rotsen van existentiële ongelijkheid ons in de weg stonden. Net als de staat Israël, werden de kibboetsen geboren uit een droom. Maar als je een droom tot realiteit maakt, loopt dat bijna altijd uit op een grote teleurstelling. Als schrijver ben ik enorm gefascineerd door die rare paradox.”
Van Dis kijkt echter met plezier op zijn kibboetsavontuur terug. “Na de oorlog voelde ik zeer verbonden met het Joodse volk, en ik wilde helpen om hun land op te bouwen. Maar al snel blesseerde ik bij een rare valpartij m’n kruis. Ik werd door de plaatselijke arts als mesjogge goi uitgelachen en behoed voor zwaar fysiek werk. Die saamhorigheid was toch heel bijzonder. Dat ervoer ik ook in Zuid-Afrika. In de anti-apartheidstrijd vormde de oppositie één front. Maar na het omverwerpen van het oude regime kwamen de verschillen tussen de verschillende stammen, culturen en bevolkingsgroepen veel scherper maar voren. Er kwam er een nieuwe vorm van racisme voor in de plaats.”
Van Dis: “In Israël voelde ik me uiteindelijk toch niet op m’n plaats – want ik ben niet joods – en in Zuid-Afrika was ik niet zwart genoeg. Maar ik wilde toch helpen. Ik wilde geloven in een betere samenleving en daarvoor vechten. Wat dat betreft is er niets veranderd. Als het erop aankomt, ga ik voor mijn idealen nog steeds de straat op.”
“Het enthousiasme van jullie Europeanen is problematisch,” lacht Oz. “Jullie kunnen geen maat houden. Jullie zijn altijd 120% pro, of 120% anti. Tenminste, zo lijkt het soms. Maar de realiteit is veel complexer en tragischer. Het Israëlisch-Palestijnse conflict is niet zwart-wit, geen conflict uit een Hollywoodfilm tussen absoluut goed of slecht. Tussen de fanatieke kolonist en de radicale vredesactivist zit niet zoveel onderscheid. Ook al liggen ze ideologisch mijlenver uit elkaar, ze benijden elkaars fanatisme.”
“Ik schrijf in Onder Vrienden met liefde over al die idealisten. Ik houd van die mensen, en kijk naar hun vurige idealisme met een mengeling van ironie en nieuwsgierigheid. In mijn werk oordeel ik niet over goed of kwaad. Als schrijver ben ik meer geïnteresseerd in het conflict tussen goed en goed.”
Na het applaus, terwijl het publiek de zaal verlaat, mompelt Van Dis: “Wat zat ik daar eigenlijk te doen?”