Het driehonderdkoppige publiek stond gisteravond als één man op na de aanstekelijke uitvoering van Candide van Leonard Bernstein in het Hilton Hotel in Amsterdam. De voorstelling van deze door de Nationale Reisopera geproduceerde ‘pocketversie’ van Bernsteins vrolijke musical/opera over de onverbeterlijke optimist Candide vond vanwege de weersomstandigheden binnen plaats, in de balzaal van het hotel. Het Grachtenfestival moet nu eenmaal roeien met de riemen die het heeft – no pun intended.
De vijf jonge zangers brachten met overweldigend enthousiasme en dito flair de lichtvoetige muziek van Bernstein, gezongen in de bijzonder geestige vertaling die Willem Wilmink in 1994 maakte van het libretto van o.a. Richard Wilbur. De productie ging in 2010 al met groot succes in première en heeft ook in de wat afstandelijke balzaal van het Hilton niets aan zeggingskracht ingeboet, ondanks de gortdroge akoestiek.
Het verhaal heeft weinig om het lijf – de immer optimistische Candide bemint Cunegonde, die telkens weer uit de dood herrijst en het voortdurend aanlegt met andere – rijkere – mannen. Na talloze omzwervingen en onwaarschijnlijke gebeurtenissen komt alles goed. Cunegonde kiest voortaan voor ‘dagelijks brood’ in plaats van ‘suikertaart’ en koopt samen met Candide een kleine boerderij. De opera besluit met een jubelzang: ‘Dan zal ons huis een sterkte zijn en staat de tuin in bloei.’
Zonder de hulp van theaterverlichting en met slechts een minimum aan rekwisieten – een Chesterfield bank en wat tv-schermen – creëren regisseur Xander Straat en kostuumontwerper Michelle Cantwell een scala aan sferen. (Straat tekende eerder dit jaar ook voor de regie van The News van Jacob ter Veldhuis.) Geholpen door het overtuigende acteerwerk van de vijf zangers, die samen liefst twaalf personages tot leven wekken, geloof je onmiddellijk dat we ons bevinden in het machtige slot Donner & Wetter in Westfalen, een zwoele nachtclub in Parijs, of in de sloppenwijken van Lissabon.
De voorstelling heeft veel vaart en dirigent Arnaud Oosterbaan houdt de aansluiting tussen het kleine ensemble (fluit, cello, piano en slagwerk) en de zangers strak in handen. Slechts een enkele keer hebben de vocalisten moeite om de musici bij te benen, maar dat betreft dan ook razendsnelle staccatopassages, waarin Wilmink hen bovendien een overdaad aan woorden in de mond legt. – Des te spannender en uiteindelijk komt alles weer op zijn pootjes terecht.
De casting is perfect. Maartje Rammeloo is een wulpse Cunegonde, die met haar wendbare stem een hilarische interpretatie geeft van de beroemde aria ‘Glitter and be Gay’(“Vol van pracht en praal”, al wippend op de bank alsof ze tot een orgasme komt. Jan-Willem Schaafsma (ook in het dagelijks leven de partner van Rammelo) is een aandoenlijk naïeve Candide, die met een geweldige mimiek zijn verschillende gemoedstoestanden overbrengt.
Ruth Willemse glorieert in haar rol van strenge/ondeugende oude dame, Leon van Liere overtuigt als Cunegonde’s broer Maximiliaan en corrupte Venetiaanse politieagent, terwijl de bas Daniël Herman Mostert opvalt door zijn vileine interpretatie van de snaakse dokter Pangloss en de poenerige Martijn.
De muziek van Bernstein zit boordevol aanstekelijke melodieën, die elkaar als echo’s lijken te weerkaatsen. Er zijn ook veel meerstemmige fragmenten, waarin te horen is hoe goed de vijf zangers inmiddels op elkaar zijn ingespeeld (de cast is grotendeels hetzelfde als vier jaar geleden). Het tempo ligt hoog, maar er zijn ook weemoedige passages waarin de muziek even tot rust komt en zowel uitvoerders als publiek op adem kunnen komen.
[Tweet “Candide is een voorstelling om door een ringetje te halen.”]Jammer dat de erven een tournee door Engeland blokkeren – deze productie van de Nationale Reisopera zou het aan de overkant van de Noordzee beslist goed doen.