Sinds de financiële crisis en de daaropvolgende bezuinigingen wordt de cultuursector gedwongen zichzelf te legitimeren. Met wetenschappelijk onderzoek moet het maatschappelijk resultaat van kunst en cultuur aan worden getoond. Om de culturele sector daarin bij te staan is het Landelijk Kennisinstituut voor Cultuureducatie en Amateurkunst (LKCA) daarom de zogeheten ‘feitenfabriek’ begonnen, een cijfermatig overzicht van de kerngegevens en ontwikkelingen in de sector op basis van allerlei wetenschappelijk onderzoek.
Ocker van Munster, directeur van het LKCA, opende de onderzoeksconferentie over Cultuurparticipatie en Cultuureducatie (maandag 23 november) met een vlammend betoog. In zijn welkomstwoord deed hij een oproep voor een meer filosofische en antropologische benadering van cultuur: “een niveau waarop er weer gediscussieerd en gefilosofeerd kan worden over achterliggende waarden, historisch perspectief, en over politiek en ideologie.” Dit stelde hij tegenover de rationale van het Verlichtingsdenken en de huidige focus op kwantitatief wetenschappelijk onderzoek. Het ‘evidence based’ cultuurbeleid gaat uit van generalisaties die stoelen op beperkte data, aldus Van Munster. Onderzoek wordt vaak gedaan om aannames te bevestigen in plaats van ze te toetsen:
“Het huidige Cultuurbeleid is losgezongen van onderliggende waarden in de samenleving, van de historische ervaring, van het subjectieve en sensitieve van de menselijke conditie. Cultuurbeleid is een kwestie van oorzaak en gevolg geworden en van meten is weten. Ik denk dat we moeten werken aan een onderzoekspraktijk die loskomt van de instrumentele benadering. Maar we moeten er vooral van doordrongen zijn dat wat kunst met ons doet uiteindelijk niet te meten valt.” Ocker van Munster
Volgens keynote speaker Eleonora Belfiore van de University of Warwick, maakt het cultuurbeleid in Groot-Brittannië eenzelfde crisis door. Nu de welvaartsstaat onder druk staat heerst er ‘justification anxiety’. Wetenschappelijk onderzoek – de ’cult of the measurable’ in de woorden van Belfiore – wordt daarom gebruikt ter legitimering. Dit leidt tot conflict: Waar de politiek waarde wil voor zijn investeringen (value for money), wil de culturele sector – zoals voorheen – geld voor culturele waarde (money for values).
Cultuurparticipatie hoger onder hoogopgeleiden
Maar dat is niet de enige crisis voor de culturele sector in Groot-Brittannië. Ongeveer acht procent van de Britse bevolking (de rijksten) geniet het meest van het culturele aanbod. Daarnaast zitten er weinig vrouwen en mensen van andere etniciteiten in de culturele commissies die over het culturele beleid beslissen. “So much cultural life happens under the radar” zegt Belfiore. Ze vraagt zich af welke verhalen daardoor niet worden verteld.
Het blijft de vraag of het honger van de politiek naar feiten wel realistisch of wenselijk is en of de culturele sector geen tegengeluid moet laten horen. Daarom doet sociaal geograaf en cultuursocioloog Sandra Trienekens bewust kwalitatief – in plaats van kwantitatief – onderzoek bij MusicGenerations, om de multidimensionaliteit van de deelnemende zangers recht te doen. Trienekens wijst ons erop dat we onszelf vaak als complex zien en de ander als simpel, maar dat de ander ook complex is. Of zoals zangeres en ‘verkaasde Turk’ Aysegul Karaca het zo mooi verwoordt: “Ik zing niet alleen, ik acteer ook, maar ik zou graag eens als normaal mens gecast worden in plaats van als Fatima de schoonmaakster.”
Die erkenning van menselijke complexiteit lijkt bij kwantitatief onderzoek te ontbreken. Socioloog Natascha Notten doet onderzoek naar de intergenerationele overdracht van ongelijkheid in cultuurparticipatie, maar gaat daarbij uitsluitend uit van de ‘hoge’ kunsten – omdat de waarde hiervan reeds aangetoond is. Volgens haar onderzoek is cultuurparticipatie hoger onder hoogopgeleiden. Zoals Belfiore in haar keynote ook al aangaf, heerst er in Nederland dus geen ‘class effect’, maar een ‘schooling effect’. Daarnaast blijkt identificatie met de Nederlandse cultuur belangrijk te zijn voor cultuurparticipatie. Een teken van de groeiende maatschappelijke tegenstellingen in Nederland en de opkomst van een nieuwe klassenmaatschappij die gebaseerd is op opleidingsverschillen, zoals ook onlangs in De Correspondent te lezen was.
“Hoog- en laagopgeleid gaan steeds meer eigen culturele zones creëren. Onze stelling is dat we met de gevestigde cultuur steeds meer in een niche aan de bovenkant terechtkomen en dat we ook met educatie en participatie de aansluiting gaan verliezen als we niet uit ons eigen domein stappen en de verhalen gaan ophalen uit de samenleving in plaats van het verhaal te gaan brengen.” Ocker van Munster
Geef het tegengeluid een podium
De onderzoeksconferentie van het LKCA riep bij mij grote vragen op: Als we spreken over cultuurparticipatie, over wie spreken we dan? En over participatie in wiens cultuur? Zoals hoogleraar Sociale Cohesie en Transnationale Vraagstukken Ruben Gowricharn (van Surinaamse en Hindoestaanse afkomst) kritisch opmerkt, vertegenwoordigen de ‘hoge’ kunsten voornamelijk Europese normen en waarden. Hiervan mag niet uitgegaan worden dat deze universeel zijn, zoals vaak wel wordt gedaan. Verder legt hij uit dat het begrip ‘kunst’ zelf van Europese aard is en dat voor andere culturen ‘kunst’ veelal onderdeel is van hun dagelijks leven.
“Er is sprake van nieuwe tegenstellingen in de samenleving die aangrijpen bij onze basiswaarden, waarvan we te lang hebben gedacht dat die universeel waren, door iedereen gedeeld, en niet langer ter discussie. Die staan dus wel ter discussie. Maar we willen er niet echt aan. We zitten nog steeds in een comfortzone van zelfgenoegzaamheid en van het waait wel over. Zeker in de culturele sector valt mij op dat we veel onder elkaar zijn, weliswaar veel discussiëren, maar vooral doende zijn om consensus te verkrijgen en om elkaar te bevestigen. En ook vandaag zijn we natuurlijk met vooral vrienden onder elkaar. Buitenstaanders laten we niet echt toe.” Ocker van Munster
Volgens Belfiore is het zaak om de ongelijke deelname aan cultuur onder de politieke aandacht te brengen en beslissingen over cultuurbeleid democratischer te laten verlopen – met inspraak van het volk zelf en niet alleen hun vertegenwoordigers. Het is net zo belangrijk dat het onderzoek naar cultuurparticipatie dat gedaan wordt net zó ‘democratisch’ is, door onderzoek te doen naar de cultuurbeleving van verschillende groepen en personen – dus ook minderheden. Zodat kunst en cultuur weer raakvlakken kan hebben met de levens van álle Nederlandse burgers, niet alleen die van een selecte groep hoogopgeleiden.
Misschien moeten het voorbeeld van Italië gaan volgen: Voor elke euro die gaat naar veiligheid, trekt de Italiaanse premier Matteo Renzi een euro uit voor cultuur. De helft van het extra cultuurbudget naar de in verval geraakte buitenwijken van grote steden.
“Als we de aansluiting met de snelle veranderingen in de samenleving niet willen verliezen, zullen we meer moeten doen om buiten de gevestigde orde te treden en het tegengeluid een podium te geven.” Ocker van Munster
De citaten komen uit het welkomstwoord van Ocker van Munster tijdens de onderzoeksconferentie Cultuureducatie en Cultuurparticipatie van het LKCA op maandag 23 november in Utrecht.