Maandag 14 maart presenteert Theater Rotterdam zijn plannen voor de komende kunstenplanperiode. Op donderdag 10 maart vertelde Bianca van der Schoot er al over tijdens een openbare meeting met een klas Utrechtse theaterwetenschappers. Wat duidelijk werd uit haar verhaal is dat zij weinig zin heeft om wereldrepertoire te gaan brengen met het oude Ro theater-aandeel in Theater Rotterdam. Ze heeft veel meer zin in producties die op allerhande manieren de relatie met het publiek onderzoeken. Van der Schoot, die zelf naam heeft gemaakt als vernieuwer van de mime, zal zelf dus niet zo snel een Tsjechov gaan opvoeren in de Rotterdamse Schouwburg
Bianca van der Schoot volgt per september 2016 Alize Zandwijk op als artistiek leider van het Ro Theater, dat samen met Productiehuis Rotterdam, Wunderbaum en de Rotterdamse Schouwburg opgaat in het nieuwe megastadsgezelschap onder leiding van Johan Simons (die daarnaast ook nog een festival en een gezelschap in Duitsland zal leiden). Met haar vernieuwende plannen staat ze in een traditie van creatieve destructie die inmiddels typisch Rotterdams genoemd kan worden. Immers, de Maasstad koos er begin jaren zeventig van de vorige eeuw al voor om het Nieuw Rotterdams Toneel, een gezelschap naar het model van de Nederlandse Comedie, op te heffen. Het geld dat vrijkwam besteedde des stad aan 17 nieuwe, onafhankelijke initiatieven van theatermakers.
Begin jaren tachtig veroorzaakte Annemarie Prins een rel door bij haar aantreden bij het ro theater zo’n beetje alle medewerkers te ontslaan om zo met fris bloed te kunnen beginnen. Na de sloop van de oude schouwburg kozen de toen jeugdige hemelbestormers Jos Thie en Antoine Uitdehaag ervoor te werken in een oude waterleidinghal aan de oostrand van de stad, en waren daarmee ook hun tijd ver vooruit.
Hoe de nieuwe plannen van het nieuwe Rotterdamse theaterhuis er precies uit gaan zien wordt maandag 14 maart duidelijk. Dat de grote structuur vooral kleinschalig naar buiten wil treden is nu al duidelijk. Desgevraagd wilde Van der Schoot wel kwijt dat ook intern gewaarschuwd is om niet van het hele nieuwe gezelschap een groot ‘productiehuis’ te maken. In zo’n productiehuis, waarvan er door Halbe Zijlstra in de vorige kunstenplanperiode 20 zijn wegbezuinigd, zorgt een basisorganisatie voor een klimaat waarin steeds weer nieuwe makers hun eigen vorm kunnen vinden. Dat is dus wezenlijk anders dan een gezelschap onder een artistiek leider die een inhoudelijke koers uitzet en vooral ook toneel brengt in grote zalen. De verplichting om een aanzienlijk deel van het werk te richten op zalen van minimaal 400 zitplaatsen wil Van der Schoot ‘soepel’ invullen. Daarnaast blijft ze ook voorstellingen en installaties maken met Suzanne Bogaerdt, met wie ze al sinds het begin van deze eeuw samenwerkt in soms omstreden voorstellingen.
Door rigoureus voor een eigen, persoonlijke artistieke koers te kiezen zorgt Bianca van der Schoot er in ieder geval voor dat het Rotterdamse theaterleven voor de nodige reuring zal blijven zorgen. Keurig repertoiretoneel zal ook nu niet in Rotterdam worden gemaakt. Voor Molière zullen de liefhebbers naar andere gezelschappen en steden moeten uitwijken.