In zijn jeugd was Harrison Birtwistle (1934) een van de Angry Young Men van de Engelse muziek, inmiddels is hij in de adelstand verheven en gaat hij als ‘Sir Harry’ door het leven. Hij werd opgeleid als klarinettist en componist aan the Royal College of Music in Manchester, waar hij zich ergerde aan het behoudende klimaat. Samen met John Ogden, Alexander Goehr en de onlangs overleden Peter Maxwell Davies richtte hij in 1952 het ensemble New Music Manchester op.
Zij zochten nadrukkelijk aansluiting bij de continentale avant-garde: ze gingen naar Darmstadt – het Mekka van de nieuwe muziek – en promootten in eigen land het serialisme en de twaalftoonsmuziek. Ook in Londen staken ze hun licht op, bij de eigenzinnige Elizabeth Lutyens. Als enige van de oudere generatie omarmde zij de twaalftoonstechniek; zij werd spottend ‘twelve-tone Lizzy’ genoemd. Uiteraard zwoeren de rebellen in hun eigen composities de ‘Land of Hope and Glory’-esthetiek van hun voorgangers af. In plaats daarvan schreven zij radicale stukken, waarmee zij het Britse muziekleven danig opschrikten.
Punch gooit eigen baby in het vuur
Hoogte- of dieptepunt, het is maar vanuit welk standpunt je het benadert, was de wereldpremière van Birtwistles eenakter Punch and Judy in 1968, tijdens het door Benjamin Britten opgezette Aldeburgh Festival. In deze Engelse versie van Jan Klaassen en Katrijn ontpopt de hoofdpersoon zich als een nietsontziende seriemoordenaar, die zelfs zijn eigen baby in het vuur gooit. Naar verluidt verliet Britten – samen met zijn partner Peter Pears – tijdens de pauze de zaal, geschokt door het geweld op het toneel en vanuit de orkestbak.
Zoals dat gaat met rebellen, worden ze met het voortschrijden der jaren vaak milder. Dat geldt ook voor Birtwistle, die in 1986 hoge ogen gooide met zijn eerste avondvullende opera, The Mask of Orpheus. Hierin wordt de bekende mythe van Orpheus, die zijn geliefde Eurydice vergeefs uit de onderwereld terug tracht te halen, vanuit verschillende perspectieven belicht. Het laatste bedrijf wordt in een fantasietaal gezongen. Deze aanzienlijk lyrischere opera werd – oh ironie – onthaald als de ‘nieuwe Peter Grimes’, Brittens meest populaire muziekdrama.
Steeds weer Orpheus
Het Orpheus-thema bleef hem boeien en in 2004 schreef Birtwistle zijn aangrijpende 26 Orpheus Elegies voor hobo, harp en countertenor, een zetting van gedichten van Rainer Maria Rilke en commentaren hierop. Vier jaar later keerde hij opnieuw terug naar dit geliefde Griekse verhaal, in de kleinschalige kameropera The Corridor. Hierin wordt het verhaal verteld vanuit het perspectief van Eurydice. Het stuk werd in 2010 uitgevoerd in het Holland Festival door Asko|Schönberg onder leiding van Reinbert de Leeuw, met de sopraan Elizabeth Atherton als Eurydice en de tenor John Graham Hall als Orpheus.
De eenakter vormde destijds een overtuigende double-bill met de cyclus Semper Dowland, semper dolens, een reeks bewerkingen van luitliederen van John Dowland (ca 1563-1626). Hierin weet Birtwistle de alles overheersende melancholie van de Britse ‘Orpheus’ treffend in een modern muzikaal jasje te steken. Mede dankzij de sfeervolle mise-en-espace van Pierre Audi werd het een onvergetelijke voorstelling.
Nu plaatst het Holland Festival The Corridor naast The Cure, dat in 2015 zijn wereldpremière beleefde tijdens, jawel, het Aldeburgh Festival. Birtwistle componeerde deze kameropera als pendant van The Corridor en ook hiervoor leverde David Harsent de tekst.
Opnieuw wordt ingezoomd op een beslissend moment uit een Griekse mythe: het ogenblik waarop Medea haar schoonvader Aeson zijn jeugd teruggeeft. – Waarop hij verdacht veel gaat lijken op haar echtgenoot Jason en zij tot haar ontsteltenis constateert dat ze beiden begeert. Atherton zingt ook dit keer de hoofdrol, met als tegenspeler de tenor Mark Padmore. London Sinfonietta wordt geleid door Geoffrey Paterson, Martin Duncan tekent voor de regie.
De Britse pers reageerde niet onverdeeld positief. Alom was er waardering voor de regie van Duncan en de muziek van Birtwistle, maar miste men urgentie in The Cure. Het op de Metamorfosen van Ovidius gebaseerde verhaal ‘is minder bekend dan dat van Orpheus en moeilijker tot een samenhangend theaterstuk te vormen’, oordeelde de gerenommeerde criticus Andrew Clements. Lastig is volgens hem bovendien het voortdurende geschakel tussen Jason en Aeson. Hierdoor mist The Cure de dramatische focus’ van The Corridor, waarmee de avond wordt geopend.
Als we de site van het Holland Festival mogen geloven, staat ons echter een ‘keelsnoerende double bill’ te wachten. Donderdag 9 en vrijdag 10 juni kunnen we in Muziekgebouw aan ’t IJ ons eigen oordeel vellen.