Mijn ontdekking van de Poolse cinema begon in 1978 met Man van Marmer (Czlowiek z marmuru). Een film van de afgelopen zondag op 90-jarige leeftijd overleden regisseur Andrzej Wajda. Man van Marmer was een film die destijds perfect aansloot bij het heersende gevoel dat alles aan het veranderen was. Een bevlogen, kritische film uit het nog communistische Polen die met veel bravoure de mythe van de arbeidersheld – een kampioenmetselaar in dit geval – doorprikte. Wajda had de tijdgeest perfect aangevoeld, want kort daarna braken in Gdansk de stakingen uit die via de vakbond Solidarnosc uiteindelijk tot de breuk met het Sovjet-blok zouden leiden.
Samen met Wajda rolde in die tijd nog een klein golfje andere Poolse cineasten, waaronder Krzysztof Kieslowski, de filmhuizen binnen. Er is niet veel fantasie voor nodig om Wajda te zien als een soort aartsvader en inspirator van een nieuwe generatie voor wie film, vrijheid, artistieke vernieuwingsdrang en maatschappelijke betrokkenheid onlosmakelijk met elkaar waren verbonden. Zelf draaide hij in 1981 een vervolg op Man van Marmer, het op de protesten van Gdansk gebaseerde Man van IJzer (Czlowiek z zelaza). Hij kreeg daar in Cannes de Gouden Palm voor. Nog weer een paar jaar later was het communisme verleden tijd. Daarmee, sijpelde ook de urgentie langzaam maar zeker uit de Poolse film weg. Veel jongere lezers zullen in dit stukje vooral een oefening in nostalgie zien, vrees ik.
Geschiedenisboek
Laat ik het daarom zo samenvatten: Italië had Fellini, Zweden had Bergman en Polen had Wajda (met excuses aan Kieslowski). Toen Wajda met Man van Marmer internationaal doorbrak was hij in eigen land al een grote naam. In de jaren vijftig had hij direct al veel indruk gemaakt met zijn trilogie over het verzet in de Tweede Wereldoorlog: Generatie, Het riool en As en diamant. Ook toen had hij al een on-romantische kijk op heldendom. Ook toen al waren het films die met beide benen stevig in de modder van de geschiedenis staan. Het is een invalshoek die hij trouw bleef.
Toen de Poolse autoriteiten hem na Man van IJzer even niet zagen zitten week hij uit naar Frankrijk en dook daar met Danton (1983) in de woelige Franse revolutie. Met Pan Tadeusz (1999) ging hij terug naar de tijd van Napoleon, diens Russische invasie en zijn verbond met Polen. Het grootste deel van Wajda’s ruim 50 titels tellende filmografie laat zich bekijken als een gedramatiseerd geschiedenisboek. In 2000 werd hij onderscheiden met een ere-Oscar voor zijn oeuvre.
Uit de mode
Hoewel tot op hoge leeftijd productief gebleven, is van zijn werk na 1985 nog maar sporadisch iets tot ons land doorgedrongen. Deels omdat het misschien niet allemaal interessante meesterwerken waren, maar ook, vermoed ik, omdat de Poolse film zelf weer uit de mode was geraakt. Het deed me een paar jaar geleden dan ook veel plezier dat zijn biopic over Solidarnosc-voorman Lech Waleza hier toch in de filmtheaters kwam. Walesa, Man of Hope bleek een verlate afronding van de met Man van Marmer begonnen trilogie. Maar ook een echte Wajda die bewees dat de Poolse filmlegende het vuur nog niet kwijt was.
Een van de meest in het oog springende en internationaal ook zeer geprezen latere films van Wajda is het oorlogsdrama Katyn (2007), over de Russische massamoord op 22.000 Poolse officieren. Nooit in Nederland uitgebracht. Een grote misser.