Iedere ochtend staat Maarten Mostert, geestelijk vader en artistiek directeur van de Cello Biënnale Amsterdam, om half acht sinaasappeltjes uit te persen in het Muziekgebouw aan ‘t IJ. De vroege vogels onder de celloliefhebbers stromen dan massaal naar the place to be voor een gratis croissantje met jus d’orange, gevolgd door een topuitvoering van een van de zes Cellosuites van Bach in de serie Bach & Breakfest.
Wie had ooit gedacht dat één enkele Cellosuite van Bach om half tien ‘s ochtends een nagenoeg uitverkochte Grote Zaal kan trekken? En hoezo die ‘noodzaak tot vernieuwing’ en ‘de cello herontdekken’ om nieuw publiek te genereren? Bach en de cello bestaan al eeuwen en samen trekken ze deze week honderden fans per dag die, toegegeven, vaak wel boven de vijftig zijn.
Bachs essentie
Zondagochtend beet de de Zweedse cellist Torleif Thedeén het spits af met een integere en ingetogen uitvoering van Bachs ‘scordatura’ Cellosuite nr. 5 in c, BWV 101, vooral geliefd om zijn innige Sarabande en de afsluitende Gigue in Franse stijl, terwijl Bach in de andere vijf suites de Italiaanse stijl gebruikte. Het was een beetje mistig buiten en dat leek als een sluier neergedaald over het subtiele, genuanceerde maar ook nog wat bleke spel van Thedeén. Die is niet voor niets wereldberoemd sinds hij in 1985 winnaar werd van drie prestigieuze internationale celloconcoursen tegelijk, maar mogelijk geen ochtendmens.
Heel mooi was de milde manier waarop hij Bach en de cello voor zichzelf liet spreken. Of, preciezer uitgedrukt, liet zingen, met een fraai gepolijste edele toon, in een ongehinderde stroom van sensitief geleide energie, die voortsproot uit vele uren intellectuele, instrumentale en muzikale toewijding van het hoogste niveau. Thedeén hield zich verre van overdreven accenten, excessen op het gebied van dynamiek of rubato, vergezochte tempowisselingen en andere extremiteiten. Hij concentreerde zich eenvoudigweg op de schoonheid van Bach en zocht naar de essentie.
De Russische cellist Ivan Monighetti, afkomstig uit een Zwitserse familie, benaderde op maandagochtend de Cellosuite nr. 1 in G, BWV 1007 met meer flair en lef. Hij bespeelde zijn cello op ‘klassieke’ wijze, maar had duidelijk ook leentjebuur gespeeld bij de authentieke Bach-interpretaties. Monighetti probeerde met uitgesproken tempi, een markante articulatie, verrassende accenten, een contrastrijke dynamiek en vibrato als kleurmiddel in plaats van als doel, het juiste evenwicht te vinden tussen de sprekende cello en de zingende cello.
Daarbij hield hij de instrumentale teugels strak. Hij bespeelde zijn ‘cellodame’ met nauw verholen dominantie, zodat zij soms struikelde over de logica van haar eigen zinnen. Monighetti’s Bach klonk weliswaar spannender dan de Bach van Thedeén, maar bij hem werd Bach ook een beetje ‘misbruikt’ ter meerdere eer en glorie van de vertolker. Soms ging hij zich te buiten aan eigenaardige tempowisselingen en articulaties, waarover de strenge Bach zeker zijn hoofd zou hebben geschud.
Hello Cello & supertalent Soltani
Afgelopen zaterdag werden de namen bekendgemaakt van de zes deelnemers die door zijn naar de Tweede ronde van het Nationaal Cello Concours op dinsdag 25 oktober. In willekeurige volgorde: Melle de Vries, Felicia Hamza, Alexander Warenberg, Kalle de Bie, Anastasia Feruleva en Jobine Siekman. Dat er alweer nieuwe cellotalentjes in de maak zijn, bleek diezelfde middag tijdens het verrassende, swingende optreden van het Hello Cello Orkest, samengesteld uit 160 (piep)jonge amateurcellisten uit het hele land. o.l.v. Oene van Geel.
Cellist Emile Visser nam de rol van geanimeerde improvisator en muzikale voorganger op zich. Van Geel kreeg alle grote en kleine cello’s gonzend en ronkend op één lijn, niet in de laatste plaats dankzij de Wizzdrum, een geestige uitvinding van Wouter Hietkamp in de vorm van een soort simplistisch drumstel om effectief mee te kunnen dirigeren. Met paukenstokken hield Van Geel zijn op rock, Indiase muziek, romantiek en vrije improvisatie gebaseerde ‘kinderstuk’ op de rails. Een paar kleine cellistjes waagden zelfs een solistische dialoog met muzikale ras-entertainer Emile Visser.
Flamenco
Dat de warme gloed van de cello uitstekend samengaat met het Spaanse vuur van flamenco- muziek & dans, bleek zaterdagavond tijdens het schitterende programma Fantasiá para Violonchelo y Flamenco, ontstaan uit een nieuw samenwerkingsverband tussen de Cello Biënnale en de Flamenco Biënnale van Ernestine van Noort, dat plaatsvindt van 13-19 januari 2017. Met flamencozangeres Rocío Márquez in de hoofdrol sloten cellisten Kian Soltani en Ella van Poucke zich naadloos en vol passie aan bij de muziek van Derya Türkan (op Turkse kemençe), Efrén Lopez (rabab, gitaar) en Augustin Doassera (percussie), terwijl danseres en choreografe Leonor Lela zich met hart en ziel uitleefde in woeste eigentijdse varianten op de flamencodans van grote voorgangers als Carmen Amaya.
Maar het absolute hoogtepunt van de avond was de spectaculaire uitvoering van Cassadó’s Preludio-Fantasia voor cello solo, onwaarschijnlijk mooi, fantasierijk, vrij, elegant en bloedmuzikaal gespeeld door het Iraans-Oostenrijkse cellofenomeen Kian Soltani, die niet voor niets al de aandacht trok van dirgent Daniel Barenboim en violiste Anne-Sophie Mutter. Soltani is, zo bleek ook zondag tijdens zijn unieke vertolking in ‘mugham’-stijl van Habil-sajahy van de Azerbeidjaanse componiste Franghiz Ali-Zadeh, voor de cello geboren. De veelzijdige en uiterst begaafde Soltani is de Grote Ontdekking van de Cello Biënnale 2016, want zoveel gevoel voor schoonheid, noblesse, duende en virtuositeit is voor een jonge cellist uniek.
Brahms op darmsnaren
Zondagavond bewezen barokviolist Shunske Sato en ‘allround’-cellist Jean-Guihen Queyras in uitstekende samenwerking met het Orkest van de 18e Eeuw o.l.v. Kenneth Montgomery dat het heel goed mogelijk is om het door en door romantische Dubbelconcert in a, op. 102 van Brahms op darm te spelen, al klonk Sato hier en daar wat te barokkerig en moest Queyras de snel ontstemmende darmsnaren op zijn cello gedurende het stuk bijstemmen. In het razend lastige Celloconcert in a, op. 33 van Robert Volkman sloeg cellist Albert Brüggen zich met ware heldenmoed door soms bijna onspeelbare passages heen, waarna Jérôme Pernoo tijdens zijn vertolking van Haydns Celloconcert in D, op. 101 liet horen dat ‘papa’ Haydn door de eeuwen heen nog niets aan muzikale kracht heeft ingeboet.
Michael Jackson
Dat er door de Cello Biënnale behalve enthousiaste vijftigplussers ook nieuwe publieksgroepen worden aangesproken, wordt vooral zichtbaar rond middernacht: voor 2CELLOS Unplugged, de twee Kroaten die op straat beroemd werden met hun celloversies van hits van Michael Jackson, stroomde het jonge publiek afgelopen zaterdagnacht massaal het Muziekgebouw aan ‘t IJ binnen, want ook al leefde het duo zich – bijgestaan door het Ragazze Quartet en strijkers van het Conservatorium van Amsterdam- ditmaal uit op Bach, Vivaldi en Rossini, 2CELLOS is niet in de laatste plaats dankzij razendsnelle verspreiding via YouTube al een paar jaar supercool.
Op een veel traditionelere manier bewezen de studenten van cellist Gregor Horsch een paar uur eerder dat je met een cello-ensemble alle kanten op kunt: in wisselende formaties speelden de uitstekend getrainde studenten vocale muziek uit de middeleeuwen van Jan Pieterszoon Sweelinck, duo’s van Telemann, een 17de eeuwse Suite van Chopin, terwijl ze solistisch de show stalen met lastige werken van Penderecki, Hindemith, Chirsoskov en Lutoslawski.
Levenslessen
Minstens zo boeiend als alle voorstellingen en concerten die dagelijks de revue passeren op het grootste cellofeest ter wereld zijn de masterclasses, waaraan iedereen die van cultuur, kunst en muziek houdt zijn hart kan komen ophalen. Van integere musici als de Braziliaanse meestercellist Antonio Meneses valt veel te leren, niet alleen over het bespelen van de cello en de geheimen van de muziek, maar ook over de kunst van het leven zelf en hoe je daarin altijd weer plezier en schoonheid kan vinden. Als je maar toegewijd bent en oog hebt voor de kleinste details.
In de woorden van Meneses: ‘Goed muziek maken is ongelooflijk hard werken. De ultieme schoonheid van muziek ligt verborgen in de kleinste details, die je eindeloos moet verfijnen en nuanceren om de muziek optimaal te laten klinken. Geef aandacht aan al die details, studeer ze afzonderlijk tot ze volmaakt klinken en bedenk daar aparte oefeningetjes voor. Het gaat erom zo nauwkeurig mogelijk uit te drukken wat de componist wil zeggen. Je moet onophoudelijk blijven nadenken over alle elementen van een frasering, over hoe je je daarin het meest volmaakt kan uitdrukken. Op die manier bevrijd je de schoonheid uit de partituur, zodat een uitvoering nooit saai kan worden. Saaiheid is een doodzonde voor alle uitvoerende musici. Componisten hebben prachtige dingen geschreven. De enige taak van een musicus is dat zo volmaakt mogelijk en met bezieling te laten horen.’