Anders dan oudere collega’s leed Bruno Mantovani (Châtillon, 1974) niet onder de modernistische slagschaduw die Pierre Boulez lange tijd over het Franse muziekleven wierp. Hij schrijft net zo lief lyrische melodieën als dissonante toonclusters en jazzy akkoorden gekruid met een snufje microtonaliteit. Dat hij in 2010 werd aangesteld als directeur van het conservatorium van Parijs illustreert hoe sterk het muziekklimaat inmiddels veranderd is. Zaterdag 19 november speelt het Duitse Signum Quartett de Nederlandse première van zijn Derde Strijkkwartet in Muziekgebouw aan ’t IJ. Zes vragen aan altviolist Xandi van Dijk.
Waarom vroeg je Mantovani een stuk voor jullie te componeren?
‘Ik hoorde Tabea Zimmermann en Antoine Tamestit zijn Concert voor twee altviolen uitvoeren met het WDR Symfonieorkest. Hij had het speciaal voor hen gecomponeerd en ik werd van mijn sokken geblazen door de energie en de explosie van kleuren. Ik wist onmiddellijk: ik wil een stuk voor ons kwartet.
Onze agent benaderde Mantovani met dit verzoek en in 2014 ontmoetten we hem tijdens de Parijse Biënnale, waar we kwartetten speelden van Jörg Widmann en Johannes Brahms. Hij was zo ingenomen met ons spel dat hij beloofde zijn stuk sneller te voltooien zodat we het op de volgende biënnale in première konden brengen.’
Waren jullie betrokken bij het compositieproces?
‘Dit keer niet, maar vaak is dat wel het geval. Zo hebben we net uitgebreid gewerkt met Kevin Volans, wiens twaalfde kwartet we in première brengen vlak voor ons concert in Amsterdam. Bruno heeft tijdens het componeren weliswaar niet met ons overlegd, maar we hebben wel met hem gerepeteerd. Dat was op de dag voor de première in januari. Hij was net naar de begrafenis van Boulez geweest en was nogal moe en wij zelf hadden een vermoeiende reis achter de rug.’
‘Toch was het heel prettig en nuttig om met hem te werken. Nodig ook, want toen we de partituur eind 2015 kregen was meteen duidelijk dat we er veel tijd in zouden moeten steken. Het strijkkwartet is behoorlijk virtuoos, zowel voor elke speler afzonderlijk als voor het kwartet als geheel.
Er zitten verraderlijke passages in, bijvoorbeeld als we in een razend tempo verschillende toonladders door elkaar heen moeten spelen met een continu wisselende dynamiek. En meteen al aan het begin zit een ultraluide tremolopassage met kwarttoonwendingen.
Hier was het bijzonder praktisch met Bruno te kunnen overleggen over wat voor soort klank hij in gedachten had. We experimenteerden met het materiaal en speelden hem verschillende mogelijkheden voor. Bijvoorbeeld door de tremoli in een andere snelheid uit te voeren, de balans te variëren en andere soorten Schwung uit te proberen.’
Hoe zou je het kwartet beschrijven aan een niet-kenner?
‘Het zit vol levendige kleuren en wisselende intensiteiten, van uiterst snel en energiek tot heel rustig en teer. De klankdichtheid varieert enorm en die verschillende texturen zijn opgebouwd vanuit een blokachtige structuur. Iemand die het voor het eerst hoort kan daarom de basisvorm meteen onderscheiden.
Er zijn enkele terugkerende cadensen en Mantovani ontwikkelt motieven uit de ene sectie verder in de volgende. Dat geeft houvast. Herkenbaar zijn ook de passages met arpeggio’s waarin we de strijkstok op de snaren laten stuiteren. Bovendien heeft het stuk een bijna tastbare opwinding en spanning. Door dit alles krijgt de luisteraar een aangename ervaring.’
Wat is het bijzondere aan werken met een levende componist?
‘Daar zijn zoveel leuke kanten aan! Je krijgt inzicht in een creatieve geest, ziet wat belangrijk voor ze is, wat de dramaturgie is van een stuk, welke kleuren ze graag willen horen. Je leert ook dat er erg verschillende manieren zijn om een partituur te lezen en interpreteren. Bijvoorbeeld welke klanken ze in gedachten hebben bij een bepaalde notatie – dat varieert namelijk enorm van componist tot componist. Dit alles draagt sterk bij aan je eigen ontwikkeling als musicus en als ensemble.’
Jullie combineren Mantovani’s kwartet met het 15e Strijkkwartet van Schubert en met iinyembezi van Péter Louis van Dijk, zijn er raakvlakken?
‘Het zijn drie totaal verschillende werken. Toch zijn er wat oppervlakkige overeenkomsten, zoals het gebruik van tremoli, snelle ritmische motieven en een opbouw in blokken. Nooit eerder heeft een componist zo glorieus gebruik gemaakt van tremolotexturen als Schubert in zijn G-majeur Kwartet!
Ondanks de verschillen in lengte – Van Dijk duurt 17 minuten, Mantovani 23 en Schubert meer dan 50 – heeft elk stuk iets monumentaals en existentieels. Van Dijks iinyembezi (’tranen’ in de Zuid-Afrikaanse Xhosa-taal) is een eendelig kwartet in een vrije variatievorm. Het is geïnspireerd op Lachrimae antiqua van John Dowland en klinkt soms elegisch, soms furieus.
Het Derde Strijkkwartet van Mantovani heeft ook maar een deel en werkt met vergelijkbare compositietechnieken, maar het muzikale materiaal zelf is heel anders. Schuberts Kwartet in G-groot is zo’n beetje het meest monumentale wat je je kunt wensen, zowel structureel als emotioneel. Wat de drie composities verder delen is een hartverscheurende intimiteit en breekbaarheid.’
Twee stukken van levende componisten, een van een dode, wat betekent dat voor de instudering?
‘Het grootste verschil met het instuderen van een stuk van een dode componist is dat je bij nieuwe muziek nog geen vastgeroeste tradities hebt. Dat kan soms een beetje angstaanjagend zijn maar is tegelijkertijd erg bevrijdend. Je kunt discussiëren over de partituur, vragen stellen over het ontstaan, over de betekenis, het gewenste effect van bepaalde passages etcetera.
Soms is dat zelfs van levensbelang, omdat je niet alleen een nieuw stuk moet leren kennen, maar zelfs een nieuwe muzikale taal. Dan zijn de aanwijzingen van de componist onmisbaar om van de noten schwingende Luft te maken.’
Meer info en kaarten via deze link.