Ze hebben bij Boekman iets geleerd. De stichting die sinds dit jaar de eer heeft de cultuurindex te beheren, snapt dat trendgrafiekjes bitter weinig zeggen. Dat constateerden we op deze site al meerdere malen, de onderzoekers beamen dat nu ook volmondig. Dus pakt de club het dit jaar anders aan. De afgelopen maanden hebben zestig wijze mannen en vrouwen zich over de trends gebogen. Zij constateerden dat het qua concurrentiekracht, capaciteit en geldstromen best aardig gaat met de Nederlandse cultuur, maar dat de participatie (actieve en passieve cultuurdeelname) al sinds 2011 straf bergaf gaat.
Voordat we ons weer verliezen in de hogere kabbalistiek van de cultuurindex: deze cijfers zeggen dus bitter weinig. Het is maar hoe belangrijk je het een of het ander vindt, dus ook dat een algemeen gemiddelde een lichte stijging van de cultuurindex laat zien, is volledig arbitrair.
Zorgwekkend.
In het begeleidend schrijven stelt de Boekmanstichting dan ook dat de index minder belangrijk gaat worden. Men geeft de voorkeur aan de trendanalyse door het panel van deskundigen.
En in die analyse valt dus vooral op dat ontwikkelingen zorgwekkend zijn. Tenminste, als je waarde hecht aan de meer verfijnde vormen van kunst en cultuur. De ontlezing is gigantisch, het aantal schrijvers dat van schrijven leeft was nog nooit zo klein. Boekman spreekt van 143, inmiddels is dat, volgens de laatste cijfers van KVB Boekwerk uit november, gedaald tot 67. De filmbranche bestaat alleen nog uit Amerikaanse blockbusters. In het theater daalt toneel en dans tegenover een best schrikbarende groei van ‘vrij’, of liever gezegd indirect gesubsidieerd aanbod van cabaret en muziektheater. Ook dat constateerde cultuurpers eerder.
In de muziek zien de deskundigen van Boekman dat het internationale geweld ook bedreigend is voor de inkomsten van musici in alle genres. De festivalisering zou een top hebben bereikt, de betaling van musici een dieptepunt. Over de hele linie nemen artiesten en podia minder risico.
Met de canonieke podiumkunsten gaat het al jaren bergaf in Nederland, dat laat de index onomstotelijk zien.
Verbestuurlijking.
In de beeldende kunst is een opvallende trend waar te nemen. De internationale kunstmarkt mag dan booming zijn, dat succes gaat grotendeels aan Nederland voorbij. Sterker nog: het aantal kunstenaars dat van het maken van kunst kan leven blijft dalen. Tegelijk stijgt het aantal kunstenaars dat in beleidsfuncties werkt. Zou dat iets te maken hebben met de toegenomen complexiteit van subsidieregelingen? Of is het gewoon fijner om in een bestuur dan wel een adviescommissie te zitten, dan in een museum te hangen?
Op het gebied van erfgoed en musea toont Boekman opvallend weinig kritisch vermogen als het gaat om de trends en cijfers. We publiceerden eerder over de groei bij de blockbustermusea en de krimp bij de kleinere musea. Omdat de Museumvereniging de cijfers presenteert per provincie, lijkt het of heel Noord Holland mooi scoort met bezoek en inkomsten, zodat niet gemeld hoeft te worden dat die groei toch vooral bij het Rijksmuseum en het Van Goghmuseum vandaan komt. De controverse over de verplaatsing van publieksfuncties van musea naar de erfgoedwet, en daardoor de vermindering van de democratische controle op onze erfgoedcollecties, negeert Boekman compleet.
Meer onderzoek nodig?
In veel van de trendrapporten staat te lezen dat meer publieksonderzoek nodig is. Het is de vraag waarom. Op deze plek was al eerder te lezen dat onderzoek doen naar wensen en verlangens van publiek, of nog-niet-publiek, niet zo heel veel toevoegt aan het inzicht dat goede programmeurs en directies zelf al hebben.
Het lijkt erop dat we die mensen, die dagelijks met publiek en programma in de weer zijn, niet meer durven te vertrouwen. Waardoor die mensen zichzelf niet meer vertrouwen. Dan is een extern markt- of publieksonderzoek met zogenaamd keiharde cijfers iets fijns om op terug te vallen, al zeggen die mogelijk even weinig als die hele cultuurindex nu al doet.
Cultuureducatie.
Vrijdag was ik bij de presentatie van een trendrapport over de cultuureducatie, die apart plaatsvond van de Boekman presentatie omdat cultuureducatie om onduidelijke redenen niet wordt meegenomen in de cultuurindex. Daar was de sfeer wat positiever: in vergelijking tot 2012 hadden de mensen die zich met cultuureducatie bezighouden meer vertrouwen in de toekomst. Logisch, natuurlijk: in 2012 begonnen de bezuinigingen van Zijlstra en was de economische crisis op zijn dieptepunt. Dat het nu beter gaat is dus mooi, maar ik vond het best verontrustend dat het merendeel van de cultuureducatie bij kunstinstellingen in handen is van parttime – en vaak ook tijdelijke – medewerkers.
Een ander probleem is dat veel extra subsidiepotjes die door een schuldbewust ministerie van OCW zijn opgetuigd, grotendeels onaangeroerd blijven. Reden: de regelingen, zoals ‘Meer Muziek in de Klas’ zijn te ingewikkeld. Medewerkers, toch al aan de top van hun capaciteit, moeten door zoveel hoepels springen om voor een paar duizend euro in aanmerking te komen, dat ze hun tijd liever aan het echte werk besteden.
Meten is niks weten.
Er komt in ieder geval ook daar weer een onderzoek naar vereenvoudigingsmogelijkheden. Zal lastig blijven, in een systeem dat zo door en door op wantrouwen is gebaseerd dat elke versoepeling de angst voor misbruik laat groeien. Onderzoek maakt dat alleen maar erger. Je kunt ook gewoon beginnen met uit te gaan van vertrouwen. Dat vijf procent van de mensen dat vertrouwen beschaamt (bij sommige politieke gezindheden wat meer), kun je gewoon op de koop toe nemen.
Meten is op een gegeven moment echt overbodig. Hoe meet je bijvoorbeeld diversiteit en inclusie, de nieuwe knabbel en babbel onder de ministeriële buzzwords? Die meet je door naar je programma en naar je zaal te kijken. Bij de bijeenkomst vrijdag waren vrijwel alle aanwezigen blond en vrouw. Het Landelijk Kenniscentrum Cultuureducatie en Amateurkunst (LKCA), dat de bijeenkomst had georganiseerd gaf enigszins besmuikt toe dat het de volgende keer toch wat scherper zou opletten bij het uitnodigen van gasten. Niet dat het per se slecht is om een beroepsgroep vol blonde vrouwen te hebben, maar hoe zitten die in hun netwerk van niet-westerse culturele minderheden in Nederland?
Grefo’s.
Hoe weet je wat goede klassieke Arabische muziek is? Muziek die zich kan meten met het andere prachtwerk van het Nederlands Blazersensemble, als die niet op onze conservatoria wordt onderwezen, en niemand precies weet hoe die hoort te klinken? Toegegeven, buiten de randstad gaan diversiteit en inclusie vaker over de vraag hoe je strenge oud-katholieken en reformatorische grefo’s in je zaal krijgt, dan over moslims of Afrikaanse Nederlanders, maar ook daarover leer je niet door onderzoek, maar door op bezoek te gaan, mensen te spreken, uit te nodigen en te leren door te kijken en te luisteren.
In deze tijden waarin Big Data overal een oplossing voor lijken, zou het nuttig zijn om weer eens met de eigen zintuigen aan het werk te gaan. Gewoon gaan luisteren, kijken, ruiken, proeven en – vooral – voelen.