‘Toen ik onverwacht het “Dies Irae” uit Verdi’s Requiem Verdi moest dirigeren voelde ik hoe rauw en impactvol muziek kon zijn. Ik wist meteen: ik kan niet langer weglopen van de muziek.’ Elim Chan gaat als een speer en maakt 17 januari haar debuut bij het Nederlands Philharmonisch Orkest.
In 2014 was Elim Chan (Hong Kong, 1986) de eerste vrouwelijke winnaar van de Donatella Flick Conducting Competition, waarna ze een seizoen lang assistent-dirigent was bij het London Symphony Orchestra. Hierna debuteerde ze succesvol bij o.a. Los Angeles Philharmonic, Koninklijk Concertgebouworkest en Orchestre National de Lyon. Met ingang van het huidige seizoen is ze chef van het Antwerps Symfonieorkest.
Nederlandse connectie
Ook met de Nederlandse connectie zit het wel snor. Ze stond al eens op de bok bij het Rotterdams Philharmonisch en volgde masterclasses bij Bernard Haitink. Op 17 januari maakt ze haar debuut bij het Nederlands Philarmonisch Orkest in het AVROTROSVrijdagconcert. Op 18 en 20 januari leidt ze hetzelfde programma in het Concertgebouw. Klapper is het Tweede Slagwerkconcert van James MacMillan, met Nederlandse Muziekprijswinnaar 2019 Dominique Vleeshouwers als solist.
Vleeshouwers krijgt zijn prijs na afloop van het tweede concert, uit handen van minister van cultuur Ingrid van Engelshoven. Naast het stuk van MacMillan klinken de populaire Hebriden van Mendelssohn en de Vijfde Symfonie van Tsjaikovski. Elim Chan is inmiddels een veelgevraagde dirigent, maar ze begon haar carrière als amateurmusicus in Hong Kong. Als tiener verhuisde ze naar Amerika om psychologie te studeren. Dat roept vragen op, die zij per mail beantwoordt.
Sherlock Holmes.
Waarom koos u niet meteen voor een muzikale carrière? Zagen uw ouders – of u zelf – dit niet als een serieuze mogelijkheid?
‘Het was denk ik een combinatie van redenen. In mijn hart wilde ik zeker wel een muzikale carrière nastreven, maar ik geloofde nog niet genoeg in mezelf. Ik was er simpelweg niet van overtuigd dat ik het zou kunnen maken. Bovendien was ik als jongere ook erg geïnteresseerd in psychologie en forensisch onderzoek.’
‘Ik was een grote fan van televisieshows als Crime Scene Investigation en detective- en misdaadverhalen als Sherlock Holmes. Daar komt bij dat mijn vader uit eigen ervaring wist hoe uitdagend het is om als kunstenaar te proberen een goede boterham te verdienen. Voor hij met pensioen ging was hij docent kunst en design.’
Al tijdens uw studie aan het Smith College werd u gevraagd het ‘Dies Irae’ uit Verdi’s Requiem te dirigeren. Hoe kwam dat zo?
‘Ik speelde cello in het studentenorkest en volgde daarnaast wat directielessen bij de dirigent. Op dat moment studeerden we Verdi’s Requiem in voor een concert. Tijdens de generale repetitie wilde hij zelf in de zaal de balans gaaan beoordelen, daarom vroeg hij mij het Dies Irae te dirigeren.’
‘Die ervaring raakte me echt tot in mijn vezels. Ik stond midden in die enorme klankmassa en ervoer de kracht van muziek. Het was de eerste keer dat ik voelde hoe rauw en impactvol die kan zijn. Ik wist direct dat ik dit voortaan moest gaan doen en niet langer kon weglopen van de muziek. Dus ben ik overgestapt naar een studie directie – en de rest is geschiedenis.’
Zenuwslopend maar bevredigend.
In 2014 won u de Donatella Flick directiecompetitie van het London Symphony Orchestra, die u naar Engeland bracht. Wat heeft dit voor u betekend?
‘Ik ben nog steeds dankbaar voor de tijd dat ik assistent-dirigent van het London Symphony Orchestra (LSO) was en dagelijks kon werken met één van de beste orkesten ter wereld. De musici zijn onberispelijk en geven altijd het beste van zichzelf in concerten. Het zijn ook gulle en vriendelijke mensen. Dankzij hun kennis van het repertoire en hun begeleiding heb ik veel geleerd. Zo ben ik de loop der jaren gegroeid als dirigent.’
‘Elke keer als ik met het LSO werk vergt dit het uiterste van mij als kunstenaar. De musici zijn razendsnel en presteren op zeer hoog niveau, ook al is er weinig repetitietijd. Dus ik moet efficiënt zijn. Maar ondertussen moet ik alle details in de muziek eruit lichten en mijn verbeelding de vrije loop laten. Het is ontzettend zenuwslopend, spannend maar ook zeer bevredigend!’
Tovenaar Valery Gergiev.
Bij het LSO werkte u als assistent van Valery Gergiev, wat is het belangrijkste dat u van hem geleerd heeft?
‘Gergiev is echt een tovenaar als dirigent, vooral met Russisch repertoire. Ik weet dat orkesten soms gefrustreerd en gestrest zijn, omdat hij waarschijnlijk een van de drukste dirigenten ter wereld is. Maar wat hij fantastisch doet is elke musicus letterlijk op het puntje van zijn of haar stoel houden zodra hij op het podium staat. Omdat er bij Gergiev altijd dat verrassingselement is klinkt een stuk telkens wanneer hij het dirigeert totaal anders dan de vorige keer. Ook de manier waarop hij kleuren, texturen, drama en spanning in de muziek naar boven kan halen is absoluut ongeëvenaard.’
Op uitnodiging van Gergiev dirigeerde u ook zijn eigen Mariinsky Orkest. Was dit een cultuurschok of was het ‘business as usual’?
‘In het begin was het inderdaad een beetje een cultuurschok, omdat ze niet gewend waren een kleine Aziatische dame voor zich te zien staan. – Ik denk dat ik de eerste vrouwelijke dirigent was die Gergiev uitnodigde om zijn orkest te dirigeren in concerten en op een internationale tournee. Maar toen ik eenmaal de opmaat had gegeven, werd het langzamerhand business as usual.’
Dirigent van je eigen leven
Sinds u de prijs in 2014 won, heeft uw carrière een hoge vlucht genomen. U bent eerste gastdirigent van het Koninklijk Schots Nationaal Orkest en chef van het Antwerps Filharmonisch Orkest. Hoe combineert u dit alles?
‘Het is geweldig hoe gretig beide orkesten zijn om zich te ontwikkelen en nieuwe wegen te bewandelen. De musici stellen vertrouwen in mij met een opmerkelijke openheid en warmte. De twee functies laten me toch genoeg tijd om terug te keren bij orkesten die me na aan het hart liggen, zoals het LSO, Philharmonia en LAPhilharmonic, maar ook om nieuwe orkesten te bezoeken. De uitdaging is genoeg tijd te vinden om te studeren en tussendoor rust te nemen. – “Wees de dirigent van je eigen leven”, is mijn devies.’
Waar ligt uw muzikale hart?
‘Ik heb veel Russische muziek gedirigeerd en heb een zwak voor Rachmaninov. Zijn muziek lijkt me op de een of andere manier heel natuurlijk, het gaat me gemakkelijk af die te vertolken. Ik hou van de Symfonische Dansen, en ook zijn Tweede Symfonie heeft een speciaal plekje in mijn hart. Een andere fascinerende componist is Stravinsky, maar ook Bartók. Ik hou van ritme, en beiden schrijven bovendien zulke opmerkelijke en unieke kleuren voor orkest. Maar ik ben ook dol op hedendaagse muziek, omdat ik een actieve rol kan spelen in de totstandkoming van een nieuw stuk. De aanwezigheid van de componisten bij repetities en concerten maakt een groot verschil en voegt veel betekenis en emotie toe aan het proces.’
Technisch maar emotioneel
U dirigeert het NedPho in standaardwerken van Mendelsohn en Tsjaikovski en het Tweede Slagwerkconcert van James MacMillan. Kende u zijn muziek al?
‘Ja. Ik heb Veni Emmanuel, zijn eerste Slagwerkconcert, een paar keer gedirigeerd en de Amerikaanse première verzorgd van zijn Vierde Symfonie. Zijn muziek is zowel fysiek als technisch behoorlijk uitdagend aangezien MacMillan nogal virtuoos schrijft voor zijn uitvoerders. Maar het geeft altijd veel voldoening zijn muziek door te spelen. Als je luistert naar hoe alles in elkaar past, de texturen, de kleuren, de diep religieuze ondertonen: het is zeer emotioneel en heeft op alle fronten een krachtige retoriek.’
Wat zijn de valkuilen voor u als dirigent in zijn Tweede Slagwerkconcert?
‘Ik vind het een grote en leuke uitdaging om als dirigent een slagwerker te begeleiden. – We zijn allebei erg lichamelijk bezig. Te allen tijde moeten we synchroon zijn en heel precies met elkaar communiceren om het concert te laten werken. Verder is het bijzonder lastig de juiste balans te vinden tussen alle ingewikkelde en delicate partijen die MacMillan schrijft voor het orkest en het soloslagwerk.’
‘Het mooiste vind ik hoe MacMillan de “metalen” klankkleuren laat stralen. Niet alleen in het solo- en orkestslagwerk maar ook in de koperblazers.’
Op 18+20 januari verzorg ik de inleidingen in het Concertgebouw; in 2014 sprak ik MacMillan voorafgaand aan de wereldpremière in het AVROTROSVrijdagconcert.