Een vangnetregeling voor freelancers in de culturele sector: vijftig belangen- en brancheorganisaties hebben deze week opnieuw een beroep gedaan op kabinet en Tweede Kamer voor financiële steun aan deze grote groep. Het gaat om zeventig procent van de zogenoemde cultuurwerkers, dus een meerderheid die geen vast dienstverband heeft. Door de zojuist heringevoerde avondsluiting van podia zien zij hun inkomsten opnieuw stilvallen: musici, acteurs, dansers, maar ook belichters, curatoren en recensenten. De musea en beeldend kunstenaars worden wellicht vanaf half december ook opnieuw geraakt.
Deze circa 165.000 cultuurwerkers kunnen tot nu toe via hun gemeente alleen de Tijdelijke Overbruggingsregeling Zelfstandig Ondernemers aanvragen- maar die is slechts duizend euro: een karig bijstandsniveau. Ook is de regeling aan zulke strenge voorwaarden gebonden, dat velen ook die niet ontvangen. Hoewel deze ‘zelfstandigen zonder personeel’ feitelijk (noodgedwongen) kleine ondernemers zijn, ontvangen ze geen bedrijfssteun.
De kunstwereld onderkent het probleem. De Kunstenbond FNV rept in een brandbrief aan de Tweede Kamer van unfair practice; de Creatieve Coalitie, die bijna vijftigduizend freelancers als achterban heeft, lanceerde vorige week de hashtag #Paytheartist.
Doorschuiven
Niet verrassend schoof de minister van Cultuur de beslissing over meer steun aan de vele culturele zelfstandigen vorige week opnieuw door naar haar opvolger. Dat, terwijl Kristel Baele, voorzitter van de Raad voor Cultuur, onlangs meldde dat de kunstsector „meer zelfstandigen telt dan welke andere sector ook”. Zij zijn het die de kunst maken of naar het publiek brengen, en zijn dus onmisbaar – maar tegelijk ondergewaardeerd.
Dat publiek beseft vaak niet hoe onderbetaald deze mensen dikwijls zijn. Vooral sinds de strenge bezuinigingen van 2011 is dit leger aan flexwerkers het kind van de rekening. De nadruk lag sindsdien op ‘output’: aantallen voorstellingen, exposities en bezoekers.
Méer moeten produceren leidde bij onder meer orkesten tot nul uren-contracten voor musici die voorheen in vaste dienst waren. Een onzeker, soms zelfs armoedig bestaan is het gevolg. Een kunstenaar verdient in het rijke Nederland gemiddeld 15.000 euro bruto per jaar.
Alibi
Waarom wachten kunstinstellingen dan nog op de politiek? De Code Fair Practice is dit jaar ingevoerd, maar de pandemie dreigt een alibi te worden om uitvoering weer op de lange baan te schuiven. Vooral de rijksgesubsidieerde podia, gezelschappen en musea beschikken nu over flinke buffers, dankzij én werkgeverssteun voor vaste krachten én speciale cultuursteun. Die zullen wel verlengd worden nu podia hun deuren ’s avonds weer moeten sluiten, terwijl er veel minder uitgaven zijn vanwege het schrappen van de programmering.
De veronderstelling in Den Haag is dat instellingen met die budgetten ook opdrachten verstrekken aan makers en andere freelancers. Maar de solidariteit met de vele flexwerkers is pijnlijk mager, zo blijkt uit het recente onderzoek Ongelijk getroffen, ongelijk gesteund. Juist de grote organisaties die het zich makkelijker kunnen permitteren, laten hen vallen. Ja, er is compensatie voor geannuleerde optredens – maar dat is meestal niet meer dan een tegemoetkoming.
Beschamend
Het is ronduit beschamend dat ook binnen culturele organisaties grote inkomensongelijkheid heerst: directieleden verdienen tien tot vijftien keer meer dan de makers. Hoe is het mogelijk dat dit juist in de kunstwereld, die andere dan louter economische waarden voorstaat, kennelijk acceptabel wordt gevonden?
Fair pay is allereerst de verantwoordelijkheid van kunstinstellingen zelf. Als collega’s elkaar niet eens fatsoenlijk willen betalen, dan is het hypocriet verbaasd te zijn dat een Formule 1-organisatie artiesten vraagt gratis op te treden.
Het falen van fair pay toont een systemisch probleem aan: something is rotten in the state of the arts, om Shakespeare te parafraseren. Want de roofbouw op bijna driekwart van de eigen beroepsbevolking was al gaande vóor de pandemie. De kunstsector is al tien jaar bezig zichzelf uit te hollen. Bij gebrek aan financiële reserves en perspectief verlaten nu steeds meer vakmensen versneld de sector en laten zich omscholen. Dat betekent een enorm verlies aan capaciteiten, kennis en ervaring die nog vele jaren gevolgen zal hebben, ook voor het publieksaanbod.
Openhartig
Hoog tijd voor orkesten, podia, theater- en dansgezelschappen en musea om zelf verantwoordelijkheid te nemen. Kom in actie! Te beginnen met fair pay, maar ook voor andere structurele hervormingen. Dit is een goed moment, nu het kabinet demissionair is en er nog geen nieuw cultuurplan ligt. En nu er brede steun is van het publiek, dat meer dan ooit ervaart hoe belangrijk kunst kan zijn in moeilijke tijden.
Ditmaal geen pleidooi voor meer geld, gericht tot de subsidiërende overheid. Wat nu nodig is, is een openhartige analyse van het eigen functioneren en de erkenning van wat niet goed gaat. Want als er alleen lapmiddelen worden ingezet, blijven we van crisis naar crisis gaan.
Een echte transitie dus, een systemische verandering naar een eerlijker en gezonder cultuurstelsel. Waarin de solidariteit met te veel verliezers in het oude systeem wordt hersteld, waarin duurzame samenwerking in de plaats komt van onderlinge concurrentie.
Vooraf betalen
Een aansprekende visie over de waarden die de sector wil uitdragen, dat moet mogelijk zijn. De kunstwereld wemelt van de expertise en de gedreven mensen. Fair Pay is een eerste stap in zo’n transitie. Eerlijke betaling is geen gunst, maar een recht. Subsidie-eisen zijn geen excuus meer: de minister zegde al toe te accepteren dat eerlijker betaling een kleiner aantal producties tot gevolg zal hebben.
Dus kunstorganisaties: steun die zzp-ers per direct, geef ze opdrachten en betaal ze vooraf. Het is een investering in de toekomst van de hele sector.