In de best gelezen nieuwsbrief van cultureel Nederland (gemiddeld 60 procent opent en 12 procent klikt links aan, waar het landelijk gemiddelde voor soortgenoten op 30, respectievelijk 2 procent ligt) schreef ik onlangs dat het nieuws, dat het bezoek aan theaters en musea nog niet op het precoronaniveau is teruggekeerd, voor sommigen als een verrassing leek te komen. Ik noemde daarbij met name de Museumvereniging. Dat leidde tot wat gedoe. Ik kreeg een mail van de voorlichter, waarin dit stond:
Beste Wijbrand, Ik lees net, als altijd met interesse, je nieuwsbrief. Wij hebben noch in september, noch op een ander moment sinds corona, beweerd dat het museumbezoek snel weer op peil zou zijn. Integendeel. Wil je dit s.v.p. rechtzetten in je uitingen?
Waar was het allemaal begonnen?
Nu ben ik nooit te beroerd om dingen recht te zetten, maar in dit geval was ik daar helemaal niet toe genegen, omdat ik zeker wist dat de Museumvereniging mij nog in september had bezworen dat men verwachtte dat het museumbezoek snel weer op peil zou zijn. Aanleiding was dit artikel: Museumvereniging slaat alarm: ook de sterke musea komen niet zonder steun uit de anderhalve meter. Dat was in soort van overleg tot stand gekomen, omdat ik de tekst, net als andere media, ‘onder embargo’ had gekregen. Dat wil dus zeggen dat je een kans krijgt er een eigen verhaal van te maken op het moment dat het nieuws naar buiten kwam.
Het aandeel eigen bewerking dat ik had toegevoegd, bestond onder meer uit deze zinnen:
“De schade die de musea door Corona hebben geleden loopt in de honderden miljoenen. En dit keer zijn het ook de grote musea die het in hun beurs voelen. Ook al konden zij, dankzij de noodsteun, de ergste klappen nog wel goedmaken. Wat niet snel in groten getale terug gaat komen, is het bezoek. Niet alleen heeft Covid gaten geslagen in het bezoekersbestand, dat traditioneel toch wat ouder was, er zit ook een deuk in het vertrouwen. Wie garandeert tenslotte dat dat kuchje in de mogelijk te verwachte drukte voor de Nachtwacht, niet een gammavariant in vermomming is? En hoe zit dat eigenlijk met die trein, en die snotterende medepassagier?”
Brutaal
Hier viel destijds de Museumvereniging over. Ik kreeg van de afdeling voorlichting de volgende mail: “Ik heb je stuk met aandacht gelezen. Je aanname dat mensen nog niet naar musea willen, klopt niet. Al in de zomer van 2020 bleek uit onderzoek dat de grote meerderheid van mensen die naar musea gingen, dat als veilig ervoeren. En dat was nog vóór de vaccinaties. Zie hier: Musea: bezoeken met Museumkaart zijn bijna gehalveerd in 2020 – Museumvereniging. Wij zien ook dat het aantal mensen met een Museumkaart vrijwel gelijk is gebleven, en dat die mensen deze zomer musea weer goed weten te vinden.
Ik wou niet zo brutaal zijn de eerste passage te herschrijven, maar die klopt dus echt niet.”
Nu heb ik heel coulant gereageerd op de laatste passage, waarin voorlichters soms (bijvoorbeeld bij letterlijke citaten in interviews) met hele eigen verhalen komen in reactie op een ter informatie voorgelegde tekst, en ik liet het verder zo. Ik schreef: “Dank voor je reactie. Ik zal de reactie op de aanname toevoegen, dat geeft het verhaal ook meer kleur. (verder doe ik graag aannames die later gelogenstraft worden 🙂 .)”
Desinformatie
Dat was niet voldoende. Voorlichting van Museumvereniging reageerde: “In jouw plaats zou ik toch graag de feiten aanhouden. In tijden waarin er de nodige desinformatie rondgaat, kun je je daarmee positief onderscheiden, toch? En je geeft je argumentaties er meer kracht mee. Een fijne avond verder.”
Zeker omdat ik inderdaad een fijne avond wilde hebben, had ik de tekst al aangepast: “Is gebeurd, do not worry. Ik heb het losgemaakt, en verbonden met de prognoses van de theatersector, waarmee ik dagelijks wordt geconfronteerd, dus de prognoses van de Mv staat overeind. Maar dat is mijn taak en verantwoordelijkheid, dus als ik daarmee ‘nat’ ga, is dat alleen maar mooi. Mijn taak is het immers zo breed mogelijk te informeren. ;-).”
Meningen en feiten
Nu stond – en staat – er: “Volgens de Museumvereniging staat het publiek te popelen om weer de musea in te gaan, en staan alle lichten op groen voor hernieuwde massale belangstelling, er is enige twijfel mogelijk aan de positieve berichten. Op dit moment blijft het schouwburgbezoek bijvoorbeeld nog sterk achter bij de verwachtingen. En dat betreft deels dezelfde doelgroep. De vrees is logisch. Wie garandeert tenslotte dat dat kuchje in de mogelijk te verwachte drukte voor de Nachtwacht, niet een gammavariant in vermomming is? En hoe zit dat eigenlijk met die trein, en die snotterende medepassagier?”
Om de goede avond te completeren kreeg ik de volgende reactie terug: “Dank je voor je bericht. Goed te lezen dat je onderscheid maakt tussen meningen en feiten 😊.”
In dit geval was dus mijn mening dat het museumbezoek nog wel eens heel lang niet op peil zou kunnen komen, en bestond het feit eruit dat de Museumvereniging zag dat het bezoek zonder problemen weer op het oude peil zou komen.
Timeloop
Keren we terug naar het begin van dit bericht. Weet u nog “Beste Wijbrand, Ik lees net, als altijd met interesse, je nieuwsbrief. Wij hebben noch in september, noch op een ander moment sinds corona, beweerd dat het museumbezoek snel weer op peil zou zijn. Integendeel. Wil je dit s.v.p. rechtzetten in je uitingen?”
Waarbij we dus in een soort timeloop terecht waren gekomen, want toen ik terugmailde: “Hi X, we hebben daar uitgebreid over geconverseerd. Ik heb dus niks recht te zetten, hoor.”, wat ik nog even aanvulde met het eigen citaat van de voorlichter uit de mailwisseling van september: “Om je geheugen op te frissen: een citaat uit onze mailwisseling van 12 september jongstleden: “Je aanname dat mensen nog niet naar musea willen, klopt niet. Al in de zomer van 2020 bleek uit onderzoek dat de grote meerderheid van mensen die naar musea gingen, dat als veilig ervoeren. En dat was nog vóór de vaccinaties. Zie hier: https://museumvereniging.nl/musea-bezoeken-met-museumkaart-zijn-bijna-gehalveerd-in-2020, Wij zien ook dat het aantal mensen met een Museumkaart vrijwel gelijk is gebleven, en dat die mensen deze zomer musea weer goed weten te vinden. Ik kan die niet op een andere manier lezen.”
Jaartallenmoes
Op deze referentie aan de – eerder in dit bericht iets completer geciteerde – mail uit september 2021 kreeg ik het volgende antwoord: “Je haalt informatie aan uit 2020. Sindsdien is er van alles gebeurd, waardoor de informatie niet meer geldig is. Nu mogen mensen weer zonder coronabeschermende maatregelen van alles ondernemen. Voor kwetsbare mensen zijn de risico’s daardoor groter. En wij zien dat het museumbezoek nog ver onder het peil van 2019 ligt.”
Waarna ik tussen de zee aan gebroken klompen (lezersvraag: wie refereert aan informatie uit 2020?) in mijn werkkamer antwoordde: “Beste X, de informatie stamt niet uit 2020, maar heb ik gehaald uit een mail die je in september 2021 stuurde. En daar verwees ik naar. Ik heb dus gewoon mijn journalistieke werk gedaan.”, waarop de Museumvereniging terugkwam met een lang verhaal: “Beste Wijbrand, De versoepelingen, en de effecten daarvan, begonnen 25 september 2021. Op zich zou het best logisch zijn je af te vragen of de informatie van september 2020 na 25 september 2021 nog van toepassing is – en zeker ruim een half jaar later, als er in de tussentijd nieuwe cijfers zijn gekomen (en tourwens ook meerdere wijzigingen in de coronaregels). Zie bijvoorbeeld ook ons persbericht van 1 april 20232, waarvoor veel media-aandacht was. (https://www.museumvereniging.nl/kwart-van-nederlandse-musea-kampt-met-financiele-problemen). Daarbij komt: de mail van mij die je aanhaalt, gaat over het aantal Museumkaarthouders. Niet over het totaal aantal bezoeken – dat is zowel onder kaarthouders als onder andere categorieën nog tientallen procenten lager dan in 2019. De tekst in de nieuwsbrief vermeldt niet van wanneer die informatie stamt, en doet voorkomen dat die actueel is. Dat is uitdrukkelijk niet het geval. Er is niemand bij gebaat als er onjuiste informatie in omloop is, en omgekeerd heeft correcte informatie natuurlijk wel wezenlijke voordelen. Het is alleen maar fijn als mensen weten dat ze een bron kunnen vertrouwen, toch? Daarom verzoek ik je nogmaals feitelijk correcte informatie op jullie website te zetten over hoe het nu met musea gaat. (ik vermoed dat een al verzonden nieuwsbrief moeilijk aan te passen is. Op die manier wordt het probleem in elk geval gedeeltelijk opgelost. Het lijkt me fijn dit soort situaties in de toekomst te voorkomen. Laat het me vooral weten als je actuele gegevens nodig hebt; we hebben hier gegevens over zo goed als alle musea. Daar helpen we je natuurlijk graag mee. Vriendelijke groet, X”
Waarop ik aan de Museumvereniging doorgaf, dat ik de hele mailwisseling publiek zou maken, om van dit welles-nietes gedoe af te zijn.
Symptomatisch
Nu is bovenstaand geval dus een beetje symptomatisch voor de relatie tussen journalisten en voorlichters. Er zijn sowieso nog maar heel erg weinig journalisten, en heel erg veel voorlichters in de wereld. Zeker in de cultuursector. En die voorlichters, ik herhaal het nog maar eens, zijn in de wereld om het verhaal van (de marketingafdeling van) hun organisatie naar buiten te brengen. Mijn taak is het, om het verhaal te vertellen waar de lezer recht op heeft, en het komt best vaak voor dat er ‘ruimte’ zit tussen die twee verhalen. Daar zit het maatschappelijk belang in knel. Sterker nog: het is de reden dat Cultuurpers al 12 jaar zonder subsidie, puur dankzij financiële bijdragen van lezers, kan bestaan.
Gelukkig bevinden zich onder die lezers en vooral leden ook veel voorlichters, dus ik wil zeker de beroepsgroep niet veroordelen. Mijn beste vrienden zijn voorlichters, ik heb er zelfs een paar in de zeer nabije familie rondlopen.
Waar het mij om gaat, is dat we ons best doen om elkaar de ruimte te geven. Cultuurpers doet dat, door leden hun persberichten onverkort te laten plaatsen, en die leden doen dat, door toe te laten dat onze journalisten hun werk buitengewoon kritisch volgen en daar zo nu en dan scherp over schrijven. Daar worden we allemaal beter van.
Ook de Museumvereniging.