Tien dagen circus, dit jaar voor het eerst in tijden weer eens in echt herfstige omstandigheden. Storm en regenflarden, ondergelopen grasvelden vergroten eigenlijk alleen het plezier tussen en vooral in de tenten die staan opgesteld in het Spoorpark. Ik neem er drie lessen van mee naar huis.
1: Circus is een eenzaam vak
Was vroeger een circusartiest iemand die één act tot in het uiterste perfectioneerde en zich daarmee aansloot bij een circusrevue, zijn de makers van nu ook mensen die een eigen programma van een uur maken, waarmee ze zelfstandig op tournee kunnen. Ik zag zondag Peluga, een programma van Julia Campistani over de voor- en nadelen van waxen en mensenhaar in het algemeen, en gisteren ´Brick’, een bizar en kwetsbaar uur waarin performer Samuel Bey een heel aparte invulling geeft aan het begrip ‘Bouwmarktmedewerker’.
Het spektakel zit hem in de verstilling en concentratie waarmee hij een toren bouwt van bakstenen. We houden met hem onze adem in, en zijn – buiten hem – verbijsterd over de obsessieve moeite die hij doet om het toneel vervolgens spic en span te krijgen. Het is ingehouden lachwekkend, en roept bizar veel vragen op, maar overtuigt uiteindelijk wel.
Zulke kwetsbare projecten laten je wel beseffen hoe eenzaam het circusvak kan zijn. Je gunt zo’n jongen een ensemble, een vriendenclub om mee de wereld over te trekken
2: Circus is romantiek en nostalgie
Cirque Pardi is een circusgezelschap zoals dat alleen maar uit Frankrijk kan komen. Vanuit de zuidelijke circusstad Toulouse trekt het bonte collectief al tien jaar lang door Europa, met een eigen tent. Ze hebben jongleurs bij zich, trapezewerkers, clowns, grungemuzikanten, een breakdancer, acrobaten, balanceeracts, een paar gezinnen met in totaal zes kinderen en een onderwijzeres die zich strikt aan de Franse onderwijswetgeving houdt.
Altijd onderweg, kort op festivals en lang als ze ergens voor een paar weken in een stad kunnen neerstrijken.
Eigenlijk is alleen die romantische uitstraling al genoeg voor ons, de toeschouwers die bij een enkele trompetklank al denken aan Fellini’s componist Nino Rota. Hun show Low Cost Paradise is een prettig gestoorde hoeveelheid los zand waarin theatrale scènes aan elkaar verbonden zijn door een flinterdun verhaallijntje. Het gaat over heel erg veel, er zitten een paar spectaculaire verrassingen in die zonde zijn om weg te geven.
Dat ontbreken van een strakke verhaallijn met een opbouw naar steeds groter, steeds beter, steeds hoger breekt de boel wel op. Dat is een beetje eigen aan de collectieve werkwijze. Toen ik een paar leden na afloop sprak, bleek dat collectieve ook heel streng te worden gehandhaafd: niemand heeft waar dan ook de leiding, er is geen regisseur of choreograaf, iedereen brengt zijn eigen talenten in.
Verfrissend ouderwets, als ik er zo over nadenk: zoals veel in Frankrijk hangt er een prettige jaren-zeventigsfeer rondom Pardi, en dat was, vergeleken met nu, een tijd waarin het leven nog zonder problemen lijkt.
3: Een choreograaf doet wonderen
De zes acrobaten die optreden in Glorious Bodies stonden in die jaren zeventig al in de piste. Ik sprak ze vooraf, en dat gesprek was al inspirerend. Toen ik woensdag 18 oktober hun première bijwoonde, was ik diep ontroerd. Choreograaf Piet van Dycke voorzag de losse kunsten van een doorgaand ritme. De vormgeving is veelzeggend. Het podium is een carré in gordijnen gehuld. Wanneer het begint zien we de schimmen van de acrobaten, dan nog leeftijdsloos en gracieus.
Naarmate de voorstelling vordert verdwijnen de gordijnen en blijft een rauw en kaal toneel over. Daarop voeren de senioren hun nog steeds halsbrekende acts uit, maar nu zijn hun trillende spieren zichtbaar en bijna voelbaar.
Hier zien we mensen die niet van opgeven weten, maar die ook niet meer hoeven te verhullen hoe zwaar het werken hun valt. Je voelt de bewondering die de choreograaf voor zijn performers koestert en merkt hoe intens de mensen genieten van dat optreden.Nog één keer dan. Ik gun ze een lange tournee. Bij Piet van Dycke zijn ze in goede handen.