De grootste hangplek van Europa. Zo kun je het dak van die halfverzonken parkeergarage in het hart van Rotterdam het beste omschrijven. Vijftien jaar geleden omgetoverd tot de impressie van een scheepsdek, is dat ‘Schouwburgplein’ nu vooral eigendom van groepen skaters, zwervers, straatschoffies en ander grootstedelijk ongemak. Bezoekers van de Schouwburg haasten zich doorgaans zonder al teveel rondkijken naar de theaterfoyer. Als de naaldhakken niet tussen de creatief aangelegde planken blijven steken.
Je moet lef hebben om op dat plein, zonder bescherming tegen weer en wind, maar ook geheel open voor de blikken en commentaren van de oorspronkelijke eigenaars, een 18e eeuws toneelstuk te spelen. Maar precies dat is wat de Vlaamse theaterbeesten van Comp.Marius doen. Een treffender opening van de Rotterdamse Operadagen hadden ze de stad niet kunnen geven.
Ze spelen Beaumarchais. Voor operaliefhebbers een grote onbekende, tot je hen vertelt dat Beaumarchais de toneelschrijver is die het personage Figaro bedacht. Beaumarchais bood met de boulevardkomedies De Barbier van Sevilla (1775) en De Bruiloft van Figaro (1784) de grondstof voor de wereldberoemde opera’s van Rossini en Mozart. Werken die we vooral kennen vanwege de muziek en minder van de tekst, die bij opera eigenlijk altijd het onderspit delft.
Goed dus om terug te keren naar de roots van die opera’s, en goed om dat te doen in een setting die een idee geeft van hoe die stukken ooit moesten overleven: de Parijse boulevardtheaters, midden in het wilde uitgaansleven van vlak voor de Franse revolutie. Denk daarbij aan de film Les Enfants du Paradis, en je ziet opeens een overeenkomst tussen het Parijs van Beaumarchais en het Rotterdam van 2015. Maar dan met meer wind, meer muscle cars, meer culturen en minder cultuur.
De spelers van Comp.Marius hebben lef nodig om daar te staan, maar ze hebben vooral ook het talent om dat bijna vijf uur lang te doen zonder dat het langer dat een paar minuten verveelt. Het is een uitputtingsslag om onversterkt, zonder microfoons, zonder achterdoek en andere hulpmiddelen, met niets meer dan stem en uitdrukking het publiek geboeid te houden. Het lukt ze, omdat ze gretig zijn, in hun vak geloven en komedie kunnen spelen op een manier die respect toont voor de intelligentie van hun publiek. Of nu bestaat uit de hoogopgeleide eigenaars van de kaartjes voor de tibune, of de pleinbewoners die vanuit een hoekje aan de zijkant de vaak hilarische handeling volgen.
En zo krijg je dus een voorstelling te zien van twee ouderwets vaardig geschreven en gespeelde komedies, onderbroken door een eetpauze waarin je heerlijke Paella en goede wijn geserveerd krijgt. Een formule die door Comp.Marius in de afgelopen vijftien jaar is verfijnd en uitgewerkt, maar die nog steeds dezelfde kracht en oorspronkelijkheid heeft van het begin, toen ik hun eerste stuk zag langs een verlaten Utrechtse verkeersweg. Ze hebben het juiste gevoel, de juiste instelling en het talent om van een locatie alle mogelijkheden te benutten die zich als cadeautjes aandienen.
Hoe anders is dat met veel toneelacteurs van nu, die, opgegroeid met zendermicrofoons en op-de-huid-video, meesters zijn geworden in het fluisterspel, maar geen weet meer hebben hoe ze ook de laatste rij van een grote schouwburgzaal bij de les kunnen houden. Laat staan de bevolking van een tochtig plein. Met wind tegen.