Tijdens het atelier La pertinence de la danse, georganiseerd door Dansmakers Amsterdam en het European Dance House Network, werd afgelopen weekend een antwoord gezocht op de vraag: Wat is de relevantie van de hedendaagse danskunst voor het publiek? Suzy Blok, algemeen directeur van Dancemakers Amsterdam, opent het atelier door te spreken over het verlangen van productiehuizen om dans meer naar het volk te brengen.
“Hedendaagse dans wordt vaak als ‘moeilijk’ gezien. Dans is wel steeds meer in het nieuws, denk aan berichten over dans en beweging op basisscholen – wat hartstikke mooi is, maar hoe zit het met de danskunst? Wat is de relevantie van de hedendaagse danskunst? En hoe kunnen we daar een groter publiek voor ontwikkelen?”
Anders dan verwacht, of gehoopt, kom ik er al snel achter dat The Relevance of Dance veel minder gaat over “Waarom zouden meer mensen moeten dansen?”, maar meer over “Waarom zouden meer mensen naar dans moeten kijken?” Het is belangrijk voor de duurzaamheid van de hedendaagse danskunst dat er een grote ‘fanbase’ ontstaat, maar waarom dans van waarde is voor het publiek wordt tijdens het hele atelier niet helder verwoord. Dat de danskunst waardevol is wordt waarschijnlijk simpelweg voor waar aangenomen, gezien het vijftigtal deelnemers vrijwel allemaal zelf uit de danswereld komen. Het nobele streven om dans naar de mensen toe te brengen, lijkt dan ook met name gemotiveerd te zijn door het tegenovergestelde streven: meer mensen naar de dans toe brengen, het theater in.
Autonome danskunst in gevaar
Dansdramaturg Guy Cools legt uit dat er een verschuiving aan het plaatsvinden is binnen de danswereld. De ‘craft’ wordt steeds meer als volwaardig aspect gezien naast ‘art’. Oftewel, er wordt steeds meer nadruk gelegd op de vaardigheden van dansers en choreografen, in plaats van louter op de kunst die ze maken.
In de Renaissance, vertelt Cools, was het andersom. Om economische redenen vond er toen een verschuiving plaats van ambacht naar kunst: om rijk te kunnen worden moest een kunstenaar zichzelf kunnen onderscheiden van andere kunstenaars. Inmiddels is het idee van de autonome kunstenaar ingebakerd in onze – Westerse – cultuur. Kunst dient geen ander doel dan de kunst zelf.
Al snel bekruipt me het gevoel dat de huidige verschuiving van waarden – en de discussie omtrent de relevantie van dans – óók wegens economische redenen plaatsvindt. Door het wegvallen van subsidies, wordt het autonome kunstenaars en choreografen zeer moeilijk gemaakt zich te kunnen concentreren op het maken van pure (dans)kunst. Daarentegen is er wel aandacht en geld voor cultuureducatie en cultuurparticipatie. Kunst dient niet langer ‘los te staan’ van de maatschappij, maar erin geïntegreerd te zijn.
Voelt de hedendaagse dans-scene zich daarom genoodzaakt zichzelf te legitimeren? En is daarom publieksontwikkeling zo belangrijk? Zodat er meer inkomsten zijn?
Toegepaste kunst: dansen in musea
De Amerikaanse choreografe Sara Wookey vertelt over haar carrière en verwijst naar de rol van geldstromen daarin. Ze werkte van 1996 tot 2006 in Nederland en was goed gesubsidieerd. Toen ze vervolgens naar Los Angeles verhuisde om verder te studeren, kwam ze in een situatie terecht waar er geen geld was voor autonome kunst – of een netwerk van fatsoenlijke theaters – maar wel voor ‘public art’. Dit was niet de reden, benadrukt Wookey, dat ze choreografieën voor de openbare ruimte ging maken; de sociaal-economische en geografische omstandigheden in Los Angeles inspireerden haar daartoe. Toch zal het een positieve invloed hebben gehad op haar nieuwe artistieke pad.
Dankzij haar mentor, de beroemde choreografe Yvonne Rainer, wiens werk omarmd werd door de visuele kunst sector, trad Wookey ook veel op in musea en gallerijen met de choreografie Trio A. “Het voelde nuttig om in musea te zijn,” zegt ze, “het was fijn om met het publiek in gesprek te gaan over de choreografie en het proces.”
Eenzelfde verschuiving vindt nu ook in Nederland plaats. Dans in musea is ‘hot’. Kristen de Groot, artistiek en algemeen directeur van Dansateliers, vertelt over het project Dancing Museums, waarin vijf choreografen uit vijf verschillende landen in Europa samenwerken met de educatie-afdelingen van musea uit die landen. Dit met het doel nieuwe doelgroepen aan te trekken en met name ook publiek uit de lagere socio-economische lagen van de bevolking te verleiden het museum te bezoeken.
De Groot legt uit dat mensen gemiddeld zes seconden naar een schilderij kijken. De musea willen dat deze tijd langer wordt, en waarderen daarom de hulp van de dansers om de aandacht van bezoekers langer vast te houden enorm. De choreografen zelf vinden het echter lastig om niet volledig autonoom te werk te gaan en als hulpmiddel te worden ingezet. Zij vragen zich af in welke mate een choreografie die een commercieel doel heeft nog wel artistieke waarde kan hebben.
Precies dié vraag blijkt het knelpunt te zijn in de discussie omtrent de relevantie van dans. Door het wegvallen van subsidies is de relatie met het publiek – als bron van inkomsten en steun – vele malen belangrijk geworden. Maar op welke manier kunnen choreografen die relatie het beste aangaan? Zonder te ‘vervallen’ in het maken van toegepaste kunst?
Kristen Krans, leider van het platform Random Collision uit Groningen, legt ons de vraag voor: “Mogen we verwachten dat het publiek onze performance begrijpt als we ze niet in het maakproces hebben betrokken? Ik denk van niet!”
Dansen om naar dans te kunnen kijken!
Suggesties over hoe choreografen het publiek bij hun voorstelling kunnen betrekken, komen van neurowetenschappers Christian Keysers en Valeria Gazolla, die onderzoek doen naar kinesthetische empathie en de rol van spiegelneuronen daarin. Spiegelneuronen zijn zenuwcellen die geactiveerd worden wanneer je een beweging ziet of het geluid van een beweging hoort. Daardoor voelen mensen de intentie om dezelfde beweging te maken en weten ze hoe de beweging die ze zien voelt.
De mate van activatie hangt af van hoeveel spiegelneuronen iemand heeft en hoeveel ervaring met de beweging die wordt geobserveerd. Vooral dit laatste gegeven is van belang om te begrijpen hoe het publiek een dansvoorstelling ervaart. Bij mensen met meer danservaring worden er meer spiegelneuronen geactiveerd en dus kunnen zij zich beter inleven! Voorlopig onderzoek wijst uit dat een workshop met bewegingen uit de dansvoorstelling die het publiek gaat zien hun waardering van de dansvoorstelling al verbetert. Dus, zo wordt er gesuggereerd: programmeurs kunnen als inleiding beter praktische workshops organiseren rondom dansvoorstellingen dan een lezing.
Hoe meer mensen zelf ervaring hebben met dans als fysieke activiteit, des te meer ze dans als een uitvoerende kunst zullen appreciëren. Om hedendaagse dans te kunnen waarderen is dus publiekseducatie nodig. Het reizende hedendaagse dansfestival L'avenir en mouvement probeert daarom met vernieuwende programmering hedendaagse dans toegankelijker te maken. Het festival reist langs verschillende steden in Nederland, werkt samen met lokale kunstenaars en instellingen en programmeert nabesprekingen en workshops om de choreografen en het publiek met elkaar in contact te brengen.
Het dansgezelschap Dansnest uit Breda gaat nog een stap verder. Zij maken dansuitvoeringen in de openbare ruimte met, of geïnspireerd door, mensen uit de wijk waarin ze ook optreden. Hiermee brengen ze mensen in aanraking met hedendaagse dans die dat anders nooit zouden hebben meegemaakt.
Kunst met een kleine k
Tijdens de paneldiscussie op zondag laait de discussie over autonome kunst echter weer op. Is community art wel kunst? Of is ‘echte kunst’ alleen het soort werk dat geboren wordt uit de persoonlijke drijfveren van de choreograaf? Maar wat nu als die elkaar niet uitsluiten?
Het begrip ‘autonome kunst’ is Westers en modern. In andere culturen wordt kunst anders beleefd, daar staat het niet los van het volk. Historisch gezien is dans een uitdrukking van cultuur en manifestatie van de gemeenschap. Het is expressief en ritualistisch. De huidige discussie doet me geloven dat we de verbinding met deze functie van dans verloren zijn. Het ingebakken concept van autonome kunst lijkt een toenadering tot het volk te verhinderen en de hedendaagse danskunst inherent ontoegankelijk te maken.
Misschien is het tijd dat kunst wat vaker met een kleine k geschreven wordt.