Het slotapplaus na de première van Götterdämmerung stormachtig noemen, is een understatement. Het leek alsof de volledig uitverkochte zaal de door Ed Spanjaard aan het Gelders Orkest ontrokken oerkrachten nog wilde overtreffen. Hier werd geschiedenis geschreven: op het toneel, door de solisten en het koor, in de orkestbak en achter de schermen, zes uur en twintig minuten lang.
Het duurt even, maar dan gebeurt ook alles tegelijkertijd: het Walhalla gaat in vlammen op, de Rijn treedt buiten haar oevers en de Rijndochters krijgen na vijftien uur opera eindelijk het goud en de daaruit gesmede ring terug. Op papier al lastig, maar hoe breng je de slotscène van Wagners Götterdämmerung overtuigend op de planken? Antony McDonald krijgt het voor elkaar.
Vier jaar geleden begon hij bij de Nationale Reisopera aan de ultieme uitdaging: het ensceneren van de complete Der Ring des Nibelungen. Aan het eind van de proloog – Das Rheingold – toonde hij Wotan en de andere goden als gestrande reizigers op een perronnetje in de bergen, wachtend op de eerstvolgende trein naar het Walhalla, terwijl vuurgod Loge ons al toefluisterde: “Ihrem ende eilen sie zu.” Het Walhalla zelf bleek een tegen het achterdoek geprojecteerd pretperk, compleet met achtbaan en reuzenrad.
Dat Walhalla hebben we in de daaropvolgende delen niet meer teruggezien. Wel zagen we in Die Walküre het buitenverblijf van oppergod Wotan: een simpele blokhut in de bergen, waar hij op een legerbrits het lot der goden overdenkt, bijgestaan door zijn lievelingsdochter Brünnhilde. Siegfried toonde ons het boudoir van de oermoeder Erda en het mausoleum waar Wotan de verbannen Brünnhilde te slapen legt.
Voordat we daar terugkeren, begint Götterdämmerung met een proloog, waarin de drie dochters van Erda het voorafgaande proberen samen te vatten terwijl zij hun garen spinnen. Hier komt McDonald gelijk met een mooie regievondst. Hij laat de zusters niet spinnen, maar schuiven met een fotoalbum. Hoewel hun ‘previously on the Ring’ letterlijk scheuren vertoont, biedt de rest van de langste opera uit het de hele Ring vele vergelijkbare momenten; de hele voorgeschiedenis komt in fragmenten weer terug. Zo wordt Hagen in zijn slaap geplaagd door de wraakzucht van Alberich, Siegfried vermaakt de jagers met verhalen uit zijn jonge jaren, Brünnhilde wordt bezocht door haar zuster Waltraute, enzovoorts.
Deze herhalingen zijn echter meer dan alleen herhalingen; ze zijn cruciaal voor de voortgang van de opera. Alberich drijft Hagen immers tot zijn ultieme daad – het doden van Siegfried; Siegfried maakt die moord mogelijk door zijn loslippigheid tijdens de jachtpartij en Waltraute’s klaagzang over de lotgevallen van de goden maakt dat Brünnhilde precies weet wat zij moet doen om daadwerkelijk het einde van de goden te bewerkstelligen.
Dan is het er opeens weer, wederom geprojecteerd op het achterdoek: het Walhalla. Nu in de vorm van een alsmaar groter wordend en hevig brandend reuzenrad. De symboliek is simpel, maar o zo effectief. Waren het immers niet de reuzen die het Walhalla voor Wotan bouwden? Waren zij niet de eerste slachtoffers van de vloek van ring? Was alles voor vuurgod Loge niet meer dan vermaak? En natuurlijk: die brandende cirkel, is er een doeltreffender uitbeelding van de Ring?
Het buiten de oevers treden van de Rijn toont McDonald al even simpel: de omgeslagen boot die we aan het begin van de derde akte al zagen schuift van het zijtoneel het podium op. En de brandstapel waarop Siegfried en even later Brünnhilde tot as vergaan? Gewoon een brandstapel, met hout, echt vuur en veel rookeffecten. De ‘lachende dood’ waarover zij met Siegfried aan het slot van de ‘de tweede avond’ zong, wordt getoond zoals Wagner het bedacht.
Net als in de eerdere delen dus geen grote dramaturgische verrassingen. Niet de abstractie van bijvoorbeeld de Amsterdamse Ring van Pierre Audi die in 2013 alsnog hernomen wordt, noch de prachtige vondst van Kasper Bech Holten die zijn Ring in Kopenhagen besloot met een nog levende Brünnhilde met een baby in haar armen, als ultiem symbool voor het vergaan van de oude wereld die plaats maakt voor een nieuwe.
Intendant Guus Mostart wilde nadrukkelijk een Ring die gewoon het verhaal vertelt, en daarin zijn hij en Antony MacDonald meer dan geslaagd. Hij wilde ook de Ring in 2013 als complete tetralogie tonen, niet in de laatste plaats omdat een Ring-enscenering dan pas echt op waarde te schatten is. Zoals bekend gaat dat niet gebeuren – al gaat de de registratie van deze Ring wel op tournee langs verschillende Nederlandse bioscopen en zal ook op blu-ray verschijnen.
Wat met al die decors gaat gebeuren, is nog onduidelijk. Hoewel het zonde zou zijn ze weg te gooien, legt alleen de opslag al een zware financiële druk op de tot productiekern wegbezuinigde Reisopera. Dat Guus Mostart na de première benoemd werd tot Ridder in de Orde van Oranje-Nassau is dan ook een wrange pleister op de wond. Want hoe terecht de Koninklijke onderscheiding en de stadspenning die hij ook nog ontving ook zijn; het zijn individuele prijzen voor een collectieve prestatie, en Mostart heeft altijd verklaard dat zijn grootste trots er juist uit bestaat de Reisopera tot het internationale niveau te brengen dat ze nu heeft bereikt. Niet voor niets antwoordde Guus Mostart op de vraag of hij 12,5 jaar geleden aan dit avontuur begonnen zou zijn als hij toen voorzag dat het zou eindigen met deze bezuinigingen ondubbelzinnig: nee. Je bouwt niet op om het in één klap afgebroken te zien worden, zeker niet als daar geen artistiek falen aan ten grondslag ligt.
Via twitter werd het vuurtje kort na de première nog verder opgestookt.
Hopelijk slaagt Mostarts opvolger Nicolas Mansfield erin om op de puinhopen van het Walhalla een nieuw gezelschap op te bouwen dat het succes van deze Götterdämmerung evenaart.
De Nationale Reisopera, Het Gelders Orkest o.l.v. Ed Spanjaard: Richard Wagner – Götterdämmerung. Wilminktheater Enschede, 30 september t/m 16 oktober.