Sommige artiesten worden prachtig oud. Johnny Cash werd prachtig oud, Bruce Springsteen blijft op een absurde manier jong en alle leden van de Rolling Stones zijn na hun onopgemerkte dood in de seventies in overtuigende zombies veranderd. Leonard Cohen is al zeker 50 jaar prachtig oud.
En laat nou net de enige van wie ik dat het meest gehoopt had, niet prachtig oud dreigen te worden. David Bowie kreeg een hartaanval, een paar weken nadat ik zijn concert in Ahoy zag. Daarna verdween hij uit de spotlights. Hij werd nog wel eens gesignaleerd in de buurt van Moby, iemand zag een vervette oude popster op een straat in Londen en iemand dreigde met een musical. David Bowie kwijnde weg. Ik bereidde me erop voor. Geen knal om mee te eindigen, geen groots afscheid, maar steeds meer ruis en uiteindelijk een overlijdensbericht, en niet eens op de voorpagina, omdat zijn generatie al even zachtjes uit beeld verdwenen was.
Mijn eerste echte Bowie-contact was een cassettebandje met Ziggy Stardust. Ieder nummer ging natuurlijk over mij. Toen wist ik nog niet dat iedere fan dat over zijn ster denkt. ‘Starman’ was mijn sleutel. Het gaat over een jongetje dat op zijn transistorradio plots een boodschap doorkrijgt van een man uit de ruimte. Dat die graag eens op bezoek zou komen. Hij belt zijn beste vriend om het nieuws te delen. Het paste compleet, want veel van mijn avonden bracht door bij de analoge kortegolfradio waarop ik mijn eerste piratenstations beluisterde. Dat was een magische wereld vol komende en gaande muziek, vage piepjes en supersnelle morsecodes. Very spacy.
Dat fans altijd een beetje hebben gespeeld met de gedachte dat David Bowie werkelijk een mannetje uit de ruimte was, is niet vreemd. Hij deed zelf niets liever dan die suggestie in leven houden. En als hij het al probeerde te ontkennen, zagen de fans dat wel weer als een bevestiging.
Ergens in 1996 bracht de Starman een prerelease uit van een nieuwe single, genaamd ‘Telling Lies’. Je kon hem downloaden van het internet, dat toen nog toegankelijk was via modems met snelheden van 9600 bits per seconde op een analoge telefoonlijn. De download duurde uren, de geluidskwaliteit was beroerd, maar juist dat verhoogde de waarde enorm: opnieuw zocht Bowie contact met de wereld, nadat we hem even kwijt waren, opnieuw geheel in lijn met de magie die we aan de toen geldende media toeschreven.
Als Bowie dan geen man uit de ruimte was, geen incarnatie van de astronaut die in 1969 in een aanval van Space Oddity uit zijn capsule stapte, dan was hij in ieder geval iemand die de toekomst tot in zijn haarvaten aanvoelde.
En toen kreeg hij die hartaanval en werd het stil.
Tot ik een tweet zag van Nico Dijkshoorn. Dat er een nieuwe single van David Bowie was en dat die mooi was. En jawel. Op Youtube, nog maar door een paar honderd mensen bekeken. Where are we now. Uitgebracht zonder perscampagne, zonder posters, zonder hype, gewoon op de kortegolfradio van de vroege eenentwintigste eeuw. Helemaal voor onszelf om te ontdekken, en om er in verrukking je beste vriend over te bellen.
The Starman is er nog steeds. Waiting in the sky.
Hij wordt breekbaar oud, zoals alleen David Bowie breekbaar oud kan worden. Een projectie op een lappenpopje, een stem die steeds ijler wordt.
Ziggy Stardust is terug. En opnieuw weten we niet waarvandaan hij komt, en voor hoelang hij blijft.
Ook te lezen op de site van Wijbrand Schaap