Woensdag was de openingsavond van de driedaagse conferentie What’s Art Got To Do With It? Over kunst, politiek, en Israel/Palestina.
Hoe open je een conferentie over een beladen onderwerp waar iedereen, zeker vanaf de zijlijn, een mening over heeft? Met muziek. Want hoe kun je daar tegen zijn?
De avond begon gemoedelijk met een kort optreden van het Amsterdams Andalusisch Orkest, een moderne versie van elfde eeuwse Moorse muziek, met islamitische, joodse en christelijke invloeden. Veilig, maar niet saai.
De openingslezing werd gehouden door Ronit Matalon, de Israelische schrijfster met een persoonlijk verhaal over hoe te laveren tussen kunst en propaganda. Ze schrijft persoonlijke geschiedenissen en vertelde een persoonlijk verhaal. Over opgroeien op het platteland van Israel. Maar vooral praat ze over haar worsteling om een authentieke taal te vinden, een tussen de literaire en de ideologische taal in. Waar ze naar zoekt in haar werk is een tussentaal die niet doordrenkt is van zionisme en ideologie. Of, in haar woorden: ideologie is geen matzebal die je naar believen in de soep kunt gooien. Het zit in de bouillon.
Kunst zonder dogma’s
Kristine Hemmerechts was gevraagd een antwoord te formuleren op Matalons lezing. En dat luidde dat kunst min of meer gegijzeld is door politieke correctheid. De angst om iemand te beledigen is zo groot dat er in Amerika geen grootse romans meer zijn verschenen. Een boude stelling. Haar oproep is om niet geketend te zijn door ideologie of politieke agenda’s, zonder blind te zijn voor de wereld om je heen. Geen dogma’s maar kunst. Klinkt mooi, maar ik vraag me af of dat kan in Israel of de bezette gebieden.
De reacties vanuit het publiek waren, zoals te verwachten, fel. Waar was de bezetting van Palestijnse gebieden in dit verhaal? Waarom ging het niet over een culturele boycot?
En, vroeg Palestijnse choreografe Nadia Arouri zich af, waarom was er geen Palestijnse kunstenaar op de openingsavond? Als dit een afspiegeling is van hoe de organisatie de conferentie ziet, dan had zij weinig behoefte nog verder aanwezig te zijn. Voor de Palestijnse deelnemers is het moeilijk om te reizen en makkelijk om baan en inkomen te verliezen. Een beetje meer aandacht is toch wel het minste. En zo is het persoonlijke weer politiek. Goed te herinneren, wanneer voor de meeste Nederlanders politiek verhalen zijn.
Een pittig gesprek
Donderdag was voor de dertig deelnemers de dag om met elkaar in discussie te gaan over kunst en politiek. Grotendeels achter gesloten deuren, maar vanavond (vrijdag 1 mei) kunnen we de conclusies horen.
Ik mocht bij een deel van de discussies zijn en er zijn me een paar dingen opgevallen. Allereerst dat het Europese perspectief zo fundamenteel verschillend is dan dat uit Israel/Palestina. Dit is een open deur natuurlijk maar wel een om bij stil te staan. Het is het verschil tussen verhaal en realiteit. Wij kunnen meeleven met een verhaal en met mensen. Maar er zit een grens aan wat je met je empathisch vermogen kunt bereiken.
Choreograaf Nir de Volff vertelde dat alles wat hij maakt politiek geinterpreteerd wordt omdat hij uit Israel komt. De Syrische theatermaker George Elias Tobal laat zijn religie en afkomst weg van zijn aankondigingen omdat iedereen automatisch aanneemt dat hij moslim is. Leuk om mee te spelen. Beiden wonen nu in Europa en kunnen met enige afstand naar hun land van herkomst kijken. Maar hoeveel afstand kun je hebben als je familie haar huis verliest?
Dat was de vraag die de film Art/Violence van Udi Aloni opwierp. Een ontroerend portret van zijn vriend en kameraad Juliano Mer-Khamis, oprichter van het Peace Theater in de Palestijnse stad Jenin. Mer-Khamis is vermoord. Een van zijn acteurs is overleden aan de kogels die hij al jaren in zijn lichaam had. Iedereen die betrokken was bij het Freedom Theater is getraumatiseerd. Kan kunst dan nog iets betekenen? Ja. Kunst kan de Palestijnen hun identiteit teruggeven.
Straks hoor ik wat kunst nog meer kan. Wordt vervolgd.