Op donderdag 8 oktober zag ik in het Amsterdamse Muziektheater voor het eerst een live uitvoering van Verdi’s opera Il trovatore. Dat was geen onverdeeld genoegen. Tijdens de eerste twee bedrijven liepen Het Nederlands Philharmonisch Orkest, het Koor van De Nationale Opera en de solisten zodanig uit de pas dat ik overwoog in de pauze te vertrekken. Een goede vriend die ‘minstens vijftig Trovatores’ gezien heeft, bezwoer me echter dat dit een topuitvoering was, dus ik besloot te blijven. Hierna wist dirigent Maurizio Benini zijn manschappen weliswaar iets beter in het gareel te houden, maar meeslepend of ontroerend wilde het niet worden.
Boa constrictor
Dat lag niet alleen aan de onduidelijke slag en de vaak straffe tempi van de Italiaanse maestro, maar ook aan het libretto. Dit wekt de indruk van ‘een dubbele boa constrictor met mogelijk fatale gevolgen voor de dramaturgie’, in de woorden van huisorgaan Odeon. Op het eerste oog lijkt de door George Bernard Shaw geformuleerde operawet te gelden: een tenor (de troubadour en rebel Manrico) is verliefd op een sopraan (de hofdame Leonora) en een bariton (graaf Luna, aanvoerder van het koninklijke leger) probeert hun romance te verijdelen.
Complicerende factor is de zigeunerin Azucena, de eigenlijke hoofdpersoon. Haar moeder werd ooit door Luna’s vader op de brandstapel gezet omdat zij diens twee zoons behekst zou hebben. Uit wraak wierp Azucena een zuigeling in dezelfde vlammen, denkende dat dit één van beiden was. Als ze zich realiseert dat ze hem verwisselde met haar eigen baby, voedt ze Manrico liefdevol op als haar bloedeigen zoon. Toch is hiermee haar wraaklust niet gestild. Pas aan het slot van de opera, als Luna zijn rivaal gedood heeft, stelt ze met voldoening vast: ‘Je hebt je eigen broer vermoord.’ – Waarop Luna ook haar om zeep helpt.
[Tweet “Alleen Violeta Urmana wist als Azucena ons hart te raken, ondanks haar soms wat rafelige stem.”]Zie deze ‘dubbele boa constrictor’ maar eens te vangen in een overtuigend regieconcept. Regisseur Àlex Ollé van La Fura dels Baus deed een dappere poging, maar slaagde er niet in de kolkende emoties van de personages geloofwaardig over het voetlicht te brengen. Eerder tekende hij bij De Nationale Opera voor een fraaie, maar bloedeloze Faust van Gounod. Ook nu werd geen moment de alles verschroeiende liefde tussen Leonora (een uitstekend zingende maar koele Carmen Giannattasio) en Manrico (een dito, soms wat schelle Francesco Meli) invoelbaar, zomin als hun minstens even intense haatgevoelens voor Luna (een wat onvaste Simone Piazzola) de zaal in spatten. Alleen Violeta Urmana wist als Azucena ons hart te raken, ondanks haar soms wat rafelige en onzuivere stem.
Tussen volks en verheven
Ollé mag internationaal vermaard zijn, zijn personenregie is niet optimaal. De zangers staan veelal als zoutpilaren op het toneel en lijken zich vertwijfeld af te vragen wie de mens tegenover hen nou eigenlijk is. De enscenering en kostuums werken ook niet echt mee. Het toneelbeeld is weliswaar prachtig, met uit de hemel dalende en weer opstijgende kisten die werken als muren van een vesting, zerken op een kerkhof of loopgraven in een slagveld, maar heeft met zijn overheersend grauwe en roestbruine tinten een dempende werking op het toch al schaarse vertoon van emoties. Dat Ollé bewust de sfeer oproept van de Eerste Wereldoorlog is gezien het onderwerp nog te billijken, maar dat de nonnen in het klooster gasmaskers dragen als Leonora de sluier wil aannemen werkte op mijn lachspieren.
De muziek van Verdi laveert in Il trovatore tussen volkse hoempa, verheven aria’s, duetten en terzetten en meeslepende koorpartijen en wordt gaandeweg kleurrijker en afwisselender. Verdi vraagt het uiterste van zijn zangers, wier vloeiende melodielijnen reiken van het allerlaagste tot het allerhoogste register, een uitdaging die de zorgvuldig uitgekozen solistencast manmoedig maar met wisselend succes aanging. Het Koor van De Nationale Opera schitterde in het ‘Miserere’ in het laatste bedrijf, waarin ook het Nederlands Philharmonisch Orkest de materie beter in de vingers kreeg.
Het kan zijn dat de volgens mijn vriend onvermijdelijke ongelijkheden in Il trovatore in cd-opnames zijn weggepoetst, maar ik waag dit te betwijfelen. Ik hoop dat Benini in de resterende uitvoeringen zijn verlangen naar vurige tempi in balans weet te brengen met de lastige ritmes in Verdi’s partituur.
Il trovatore is nog tot en met 28 oktober te zien, hier is de speellijst.