Zoals ik in mijn eerdere artikel over de Nederlandse Dansdagen schreef, won choreograaf Loïc Perela dit jaar de Prijs van de Nederlandse Dansdagen Maastricht. Het leverde hem 12.000 euro op om in zijn nieuwe project HASHTAG te steken. De toekenning van de prijs heeft sommige eerdere winnaars op weg geholpen (Monique Duurvoort, Joost Vrouenraets, Erik Kaiel, Muhanad Rasheed, Joeri Dubbe, Alida Dors, Giulio D’Anna en Cecilia Moisio). Hoewel met dit bedrag maar weinig artistieke werktijd kan worden ingekocht, verleent de prijs wel het nodige prestige om binnen het regime van ‘opkomende dansmaker’ de aandacht te trekken van Nederlandse subsidiegevers en dansprogrammeurs. Leuk is bovendien dat de winnaar zijn werk in de volgende editie van de Nederlandse Dansdagen mag laten zien. Een heuse carrière-boost.
Opkomend, aanstormend, en dan wat?
Jan Martens werd twee keer genomineerd voor de prijs, maar won hem nooit. Hij is ondertussen het stadium van aanstormend talent ruimschoots voorbij – en dat maar liefst in zes jaar. Dat is twee keer sneller dan de meeste -in Nederland werkende- choreografen nodig hebben om door te dringen tot structurelere vormen van subsidie en het grotere podium. Misschien dat de support van theaterinstellingen in zijn vaderland België hierbij heeft geholpen? Zeker is dat zijn grote zaal productie The dog days are over, gemaakt tijdens een gastkunstenaarschap bij ICKamsterdam in 2014, heeft bijgedragen aan zijn doorbraak naar een meer gevestigd danspodium-circuit.
Tijdens de Nederlandse Dansdagen 2015 zag ik alleen de bijdragen van Martens en Perela. Ode To The Attempt en Senses werden beide getoond in de kleine bovenzaal van Theater aan het Vrijthof.
De solo Ode To The Attempt lijkt haast een reactie op het wilde succes dat Jan Martens (Beveren, 1984) ten deel viel met het minimalistische groepsdansstuk The dog days are over. Dit is uiterst kleinschalig opgezet. Licht, geluid, beeld en performance worden door Jan zelf gedaan. Transparanter krijg je het kijkje in de keuken niet. Ode to the attempt heeft de structuur van een onderzoek, de toon van een voorstel en de vaart van een nachtclub-nummer.
Blootgeven helpt
Martens geeft zichzelf bloot als kunstenaar. Hij neemt met het publiek een lijstje voornemens door, voor hem van toepassing op het maken van een dansstuk. De uitgangspunten worden en publique herschreven, ogenschijnlijk op een provisorische manier, als pogingen. De evidentie van de choreografische geste, die in Nederland zo vaak samenvalt met esthetisch binnen de lijntjes kleuren, wordt door Martens op een vileine en vrolijke manier bevraagd. Algemene aspecten van het creatieproces als “attempt to start moving” en “attempt to define better” krijgen eenvoudigweg, voor de ogen van het publiek, hun vertaling op de vloer – alsof het een openbare repetitie betreft. Ook artistieke motieven, zoals een ode aan gestorvenen of een verborgen boodschap aan een ex-geliefde, worden al werkend toegevoegd.
Terwijl het publiek Martens op de vingers kijkt, bouwt hij langzaam aan een hoogst persoonlijk statement, zonder dat dat ooit nadrukkelijk of pretentieus wordt. Theater lijkt zo kinderlijk eenvoudig, een kwestie van doen en nog eens doen, jezelf vragen stellen en die al werkende beantwoorden. IJdelheid, wanhoop en geldingsdrang worden gesublimeerd tot werkbaar materiaal. Wie nog geloofde in het mysterie van de choreograaf, de kunstenaar als onnavolgbare genius, komt bij Martens van een koude kermis thuis. Hij spreekt zijn publiek met ‘je’ aan en onder punt 12 op de lijst staat te lezen wat de bedoeling is van het geheel: “an attempt to create an image that will stick in yr minds”.
Met Ode to the attempt zet Martens de wereld van productiedwang en succesformules op afstand. Wat er toe doet zijn de persoonlijke drijfveren van een kunstenaar én de mogelijkheden die hij of zij heeft om deze te ontwikkelen – ongeacht of het werk zich nu op een groot of een klein podium manifesteert, of er nu veel of weinig, naakt of met de kleren aan wordt gedanst. Hoe je daarbij je publiek benadert, speelt natuurlijk een grote rol. Martens is er een meester in, juist omdat hij er niet voor op de knieën gaat of het onnodig probeert te imponeren. Hij maakt zijn toeschouwers deelgenoot van wat hem na aan het hart ligt, maar hij daagt hen ook uit met rauwe gestes en een voor hem typisch minimalisme. Al te gemakkelijke vormen van gezelligheid en keeping-up-appearances, zo kenmerkend voor het optreden in televisie en facebook, worden ermee verpulverd. De voorstelling vraagt uiteindelijk om een daadwerkelijk engagement, van performer én publiek.
Een opvallend talent is Loïc Perela (Lyon, 1983) al jaren. De Franse danser en choreograaf zette in 2012 een streep onder zijn carrière bij Scapino en begon aan een bestaan als freelancer. Zijn werk onderzoekt vaak de complexe consequenties van op het eerste gezicht eenvoudige, fysieke uitgangspunten. Het leverde tot nu toe zeer verrassende ensemble-werken op, zoals Dance gemaakt in de workshop van Conny Janssen Danst en Fear bij Dansateliers Rotterdam.
In Senses werkt Perela opnieuw met eenvoudige bewegingsvoorstellen, die in verdubbeling, herhaling, vermenigvuldiging en verschuiving de basis vormen van schetsmatige reflecties op de sociale omgeving en groepsgedrag. Senses is een gestructureerde improvisatie, waarbij de dansers hun inzet ieder moment opnieuw afstemmen op de rest van de groep en de ruimte waarin het werk plaatsvindt. In Maastricht was dat de nogal kleine bovenzaal van de Schouwburg, wat de voorstelling korter en intenser maakte dan de première, die ik in de Krijn Boon Studio van de Rotterdamse Schouwburg meemaakte dit voorjaar.
Consequent zwermend…
Perela is uiterst consequent. Senses maakt van de danser een bespeler van krachtenvelden en geeft de toeschouwer de kans het subtiele spel werkelijk te observeren. Afhankelijk van de ruimte waarin de voorstelling plaatsvindt en de afstand die zowel dansers als toeschouwers moeten overbruggen, wordt het stuk wijds en landschappelijk of intens en intiem. Perela choreografeert de aandacht van de toeschouwer door de dynamiek die ontstaat tussen de dansers onderling, terwijl zij ieder hun script of score doorwerken. Zwermend, zoals vogels dat doen of zwerfvuil geblazen door de straten, bewegen de dansers zich op de grens van het speelvlak. Draaiend om elkaar en de formaties die zo ontstaan, wordt langzaam een perpetuum mobile opgebouwd, dat nergens mechanisch aandoet, steeds van natuurlijke verschuivingen aan elkaar hangt. Duur en tempo bepalen de toon. Accumulatie zorgt voor een fascinerende stapeling van vorm, die eigenlijk alleen vanuit de ooghoeken kan worden waargenomen.
Het is bijna schokkend wanneer op zeker moment een van de dansers het waagt naar de vloer te gaan, zomaar heel even gaat liggen te midden van het gewervel. Wanneer na verloop van tijd alle dansers zich aan de horizontaal overgeven, wordt tet weefwerk van fysieke gestes nadrukkelijker. Op handen en voeten beweegt het nu eenmaal anders, langzamer, dramatisch haast.
…en vooral ontregelend
Perela onregelt met zijn aanpak de vaste kaders van kijken naar dans, zoals die in Nederland gebruikelijk gebaseerd zijn op welomschreven, vastgelegde fysieke vorm. De choreografie onttrekt steeds nieuwe constellaties aan het groepje dansers, dat geen moment lijkt stil te staan bij wat het bij de toeschouwer zou kunnen veroorzaken. Dat ik naast het zwervuil en de vogels, aan van die onnavolgbare maar prachtige scènes op het front van een gothische kathedraal moest denken, of de onhandigheid van sexuele contact, is mijn zaak. Het is als kijken naar voorbij trekkende wolkenpartijen: je ziet er van alles in. Senses vertelt geen verhaal en verwijst ook geen moment naar iets anders dan de ‘eigen’ situatie van handelen. Dat hebben Perela en dramaturg Merel Heering zorgvuldig in de gaten gehouden. De beperking die dit met zich meebrengt, maakt de toeschouwer medeplichtig aan zijn of haar eigen kijken.
Volgens de flyer gaat Senses over het maken van contact en het verlangzamen van de uitwisseling tussen mensen, die in een te snelle wereld leven. Dat was nu weer niet in mij opgekomen. En ik ben blij dat ik deze al te letterlijke omschrijving van het stuk pas veel later onder ogen kreeg. Het is in ieder geval een verademing dat iemand zich deze kwestbaarheid permitteert in een danslandschap dat bol staat van verplichte, al te leesbare esthetieken.
Qua risico nemen, en de gevoeligheid die dit met zich meebrengt, zijn het werk van Perela en Martens eigenlijk heel vergelijkbaar. Beiden tonen simpelweg waar ze mee bezig zijn, wat hun materiaal is, hoe ze componeren. Canonieke dansverplichtingen worden vakkundig aan de kant gezet. In de sobere en minimalistische aanpak dringt zich een bepaalde noodzaak op. Het is de consequente vreemdheid of het onzinnige van dit soort momenten die de doorslag geven. Als toeschouwer word je eindelijk weer eens met een vraag geconfronteerd.
Senses gaat op tournee vanaf 1 november door Nederland in het kader van Moving Futures, een reizend festival met jonge dansmakers. Voor overige informatie, zie de website van Loïc Perela
Ode to the attempt is 8 en 9 januari 2016 in Theater Frascati, Amsterdam te zien samen met The dog days are over. Voor en na die tijd o.a. in NAC Ottawa, Tanz in Bern, de Beurs- en de Koninklijke Schouwburg Brussel, Theatre de la Ville in Parijs en het Cultuurcentrum in Brugge. Zie de website van Jan Martens.
In mei 2016 komt de grote zaal productie The Common People van Jan Martens uit, premières in Tanzhaus NRW Düsseldorf, SPRING Utrecht en DeSingel Antwerpen.