Kunst maken is te leuk en te overbodig. Mensen maken heel graag kunst, en willen dat ook heel graag laten zien. Zo graag, dat ze als enigen hun bijdrage aan een kunstmanifestatie gratis doen. Terwijl alle andere medewerkers gewoon betaald worden. Zo is de kunstwereld, ook de gesubsidieerde, een van de plekken in Nederland waar slavernij nog gewoon is. Het wordt tijd om daar wat aan te doen. Een keurmerk voor slaafvrije galeries en musea zou een mooi begin zijn.
Dinsdag 9 februari organiseerde het Platform Beeldende Kunst een debat in het Utrechtse kunstcentrum Casco. Het was afgeladen vol. Het zaaltje met een capaciteit van vijftig man bood nu plaats aan zeker honderd kunstenaars, die allemaal kwamen om te horen wat er aan de huidige situatie kan worden gedaan. En die situatie is eenvoudig: musea in Nederland vragen kunstenaars om werk te maken en te exposeren, zonder daar een vergoeding tegenover te stellen. Dit alles met de smoes dat ‘exposure‘ goed is, en er bij weigering wel tien anderen klaar staan om hun werk te exposeren. Gratis.
Precair
De sprekers op de avond, naast iemand van het Van Abbe Museum, de directeur van presentatie-instelling Hotel Maria Kapel en enkele kunstenaars, deden hun best zich van hun beste kant te laten zien: bij hen werd er betaald voor kunst, hoe bescheiden ook. Toch bleek aan die zijde van de zaal ook begrip te zijn voor de soms precaire toestand waarin veel kunstinstellingen zich bevinden. Zeker na de draconische bezuinigingen onder het toeziend oog van Halbe Zijlstra, tijdens het Kabinet Rutte 1. Niemand van de aanwezigen had hoop dat aan die bezuinigingen een eind zal komen.
De markt is dus bezig aan een race naar de bodem. Het geldt overigens niet alleen voor beeldende kunstinstellingen: ook festivals betalen soms niets of heel weinig. Soms beklaagt een festivaldirecteur zich erover dat er te weinig bandjes zijn die voor een krat bier komen optreden. Daarmee houdt de culturele sector zelf het beeld in stand dat een maker van kunst, en het werk dat zij maakt, volkomen inwisselbaar is, en dus weinig waard is. De kunstenaars gaan mee in dat beeld en bieden hun werk gratis aan, uit angst om voorgoed buiten de boot te vallen.
Ongestraft
Deze bizarre situatie is ontstaan onder het toeziend oog van de regering, die in haar subsidiebeleid geen eisen stelt aan de besteding van dat geld aan kunstenaars. Een museum dat op overheidssubsidie draait kan dus ongestraft mensen onbetaald om diensten vragen, terwijl het weinige geld dat er wel is, wordt besteed aan het salaris van een marketeer, een directeur, een boekhouder en de klusjesman.
Aanwezige vertegenwoordigers van het Mondriaanfonds, dat een groot deel van het beeldende-kunstgeld in Nederland verdeelt, erkenden dat het probleem groot was, en zeiden te voelen voor een richtlijn. Maar hoe blij moeten we zijn met een richtlijn? Veel instellingen kunnen nu al niet het hoofd boven water houden en zullen omvallen zodra ze een redelijke vergoeding moeten gaan betalen aan kunstenaars. Een van hen becijferde dat het de schatkist 246 miljoen euro kost om elke nu actieve kunstenaar een modaal inkomen te geven.
[Tweet “Als de kunstsector in Nederland grotendeels op moderne slavernij drijft: vertel het.”]
Omvallende presentatie-instellingen zullen weinig beroering veroorzaken in het hedendaagse, nogal kunstvijandige politieke klimaat. Dat dat komt omdat ze kunstenaars volgens een van bovenaf opgelegde richtlijn moeten betalen, zal het publiek eveneens worst wezen. Als de kunstsector dan overgeleverd is aan de vrije markt: het zij zo. Maar zoiets moet dan wel transparant en open. Als de kunstsector in Nederland inderdaad grotendeels op moderne slavernij drijft: vertel het.
Het Platform Beeldende Kunst kan als belangenvereniging slechts één ding doen. Met een keurmerk. Een ontwerper kan dat in een dag af hebben. De pr hoeft niet zoveel te kosten. Wanneer het keurmerk via een websitebanner, deursticker en logo op het briefpapier verspreid wordt, zal het effect snel merkbaar zijn. Welk museum wil immers niet pronken met het keurmerk ‘Slaafvrije Kunst’?