Het staat er echt, al is onduidelijk of er nou tweemaal 100 miljoen bijkomt of dat de publieke omroep en de hele cultuursector het met één keer 100 miljoen meer moeten doen. Maar het is in ieder geval duidelijk: net als in de rest van het concept-verkiezingsprogramma neemt de partij vooral afstand van de VVD en het vier jaar lang zelf uitgevoerde beleid.
Met de wetenschap dat regeringsdeelname even onwaarschijnlijk is als een deel van de plannen bekijken we ze toch maar even. Waarbij meteen opvalt dat kandidaat lijsttrekker Jacques Monasch, die volgens hem zelf niet heeft meegeschreven, overduidelijk invloed heeft uitgeoefend op de cultuurparagraaf.
200 miljoen, da’s goed nieuws toch?
Eh… de partij koppelt een bedrag aan Een Plan. Tegelijkertijd blijft de PvdA in de inleiding hardnekkig een oud en aantoonbaar onjuist mantra herhalen. We lezen namelijk ‘De afgelopen periode hebben we een correctie op de bezuinigingen van het kabinet Rutte I doorgevoerd, maar dat is niet voldoende om de pijn van die bezuiniging weg te nemen.’ Dat laatste is juist: pijn is er nog steeds, maar de bezuinigingen van Rutte I zijn allerminst gecorrigeerd. Integendeel: door behendig kasschuiven kon minister Bussemaker – tot haar eigen chagrijn – op de ene plek wat meer geld beschikbaar stellen, ten koste van budget elders. Er kwam de afgelopen vier jaar er geen euro bij.
De PvdA repareert en verkoopt dat als meer.
In het meest optimistische scenario gaat er 200 miljoen euro meer naar cultuur en/of media. Gefeliciteerd. Daarmee wordt na vier jaar regeren met de verantwoordelijke minister, de verkiezingsbelofte van 2012 ingelost. De kans dat de PvdA volgend jaar gaat regeren is echter miniem. De kans dat dit procentueel zo kleine programma-onderdeel net als vier jaar geleden meteen wordt ingeruild bij het onwaarschijnlijke avondje kwartetten voor de coalitie is levensgroot. Het hele verkiezingsprogramma laat zich immers vooral lezen als een doelbewust afstand nemen van de huidige coalitiepartner en het schikken in de rol van oppositiepartij na de verkiezingen.
De soap rondom de interne lijsttrekkersverkiezing, waarbij zelfs geruzied wordt over wie premier moet worden, is ronduit lachwekkend – temeer daar geen van de kandidaten over de inhoud van het verkiezingsprogramma gaat. Tegelijkertijd is het programma een toonbeeld van de interne verdeeldheid in de partij.
Merkwaardig amalgaam
In zowel de cultuur- als de mediaparagraaf zien we overduidelijk de invloed van de minister. De arbeids- en auteursrechten van de makers dienen beschermd te worden. Meer aandacht voor educatie. Terecht. Al slaat het programma door wanneer ze denken dat Europese wetgeving aangepast kan worden.
Het klinkt het zo mooi:
“Daarom krijgen ook zzp’ers die een opdracht voor anderen uitvoeren de bescherming van het minimumloon, inclusief compensatie voor sociale verzekeringen. Daarnaast passen we de (Europese) mededingingsregels aan zodat zij collectieve tariefafspraken mogen maken. Wij verbieden aanbestedingen onder het niveau van het minimumloon.”
Maar het is natuurlijk (zeker in de kunsten) gemakkelijk aan te bieden onder het minimumloon; je biedt simpelweg op een klus met veel minder uren dan je er daadwerkelijk aan gaat besteden. Dat is in de bouwsector al standaard. De zorg volgde, met rampzalige gevolgen.
We herkennen Monasch in de nadruk op de festivals, de stedelijke regio als leidende factor. Daarin zien we echter ook het vooral nog verder uithollen van de BIS, het Fonds Podiumkunsten buitenspel zetten en elke lobby alle ruimte bieden.
Het blijft, kortom, een feest van willekeur, als het aan de PvdA ligt.