Twee mannen. Niet eens zo heel erg gespierd, niet eens zo heel erg stoer. Maar wat een dokwerkers. En wat een eenvoud om iets heel moois te vertellen. De een rolt zichzelf op als een steen en de ander rolt die steen een berg op. Die berg bestaat uit podiumdelen die elk zeker een halve meter in hoogte van elkaar verschillen. En die steen werkt op geen enkele manier mee, dus die jongen die het tillen doet, tilt ook echt steeds 80 kilo de berg op. Eenmaal boven verandert de steen in water. Of liever gezegd, de jongen die naar boven is gerold staat op en beweegt heel soepel naar beneden. Waarna de sjouwer hem volgt, de jongen weer in een steen verandert en het hele spel opnieuw begint. En dit alles zonder al te veel emotie, met een bijna lijdzame rust, of zelfs liefdevolle berusting. En dat waren dan nog maar de eerste minuten.
Klassiek
Sorry voor deze uitgebreide beschrijving van iets wat alleen nog maar het begin is van ‘The Place to Be‘, een voorstelling die afgelopen week te zien was in De Wintercollectie van Theater Kikker. Koen van der Heijden en Hidde Aans-Verkade, vers afgestudeerd van de Mime-opleiding in Amsterdam, lieten zien dat ze hun klassieken kennen. Niet alleen de eeuwenoude klassieke mythe van Sisyphus, die wegens onverbeterlijke overmoed door Zeus gestraft werd met de verplichting om tot in de eeuwigheid een blok marmer een berg op rollen, dat, eenmaal boven aangekomen, weer naar beneden rolde.
Ze kennen ook de klassieker dat podiumkunst een kunst is van geloofwaardige transformatie, waar je weinig meer voor nodig hebt dan ijzeren concentratie en een vast geloof in je verhaal. Je kunt een gebakken ei zo goed spelen dat iedereen in de zaal dat onvoorwaardelijk gelooft.
Vakmanschap
De twee mannen zijn nietsontziende bewegers, en hun voorstelling straalt liefde en vakmanschap uit. Zoiets verwacht je niet op een festival waar Theater Kikker vooral beginnende makers in de schijnwerpers zet. Want beginnende makers, dat betekent onvolmaakte verhalen, dappere pogingen, gênante gevallen van zelfoverschatting en ontwapenende bravoure. Allemaal meegemaakt. Een enkele keer ook totale weirdness.
Dat stuk heette Drek, en dat was het in eerste instantie ook. Actrice Maja Westerveld speelde een heel oubollig deftig personage in een heel oubollig decor in een heel oubollige situatie. Ik meende in slecht cabaret terecht te zijn gekomen en twijfelde aan het kritische vermogen van programmeur Jolie Vreeburg.
Gelukkig duurde de voorstelling lang genoeg om me dat niet alleen te laten blijven afvragen, maar ook om het idiote, nachtmerrieachtige verhaal en spel dieper onder mijn huid te laten kruipen. En dan gebeurt het toch dat ik het begin te waarderen, ondanks de gruwelijk giechelende vriendinnen op de tribune naast mij.
Nuchter
Drek is absurd theater, totaal over the top en volslagen rusteloos. De ijzeren consequentheid van het spel en de totale ontsporing van het verhaal maken het toch iets dat je bijblijft. Op een goede manier. Al heb ik nog steeds geen idee waar ik naar gekeken heb. Zou ik de tekst meer waarderen als hij op een ‘Hollandser’ manier werd uitgesproken? Meer ingetogen, neutraler? Ik heb het bange vermoeden van wel.
Die Hollands nuchtere aanpak trof ik aan bij de monoloog ‘Terug’ van Jouman Fattal. Haar transformaties zijn minimaal, maar effectief, en ook een beetje gevaarlijk. Ze vertelt haar eigen verhaal, von twijfel over een rol in het ‘goede’ verzet in Syrië, doorspekt met kleine verschijningen van de figuren waarover ze vertelt. Een sterk stuk van een veelbelovend actrice, maar dat wist ik al, nadat ik haar had gesproken.
Moeilijker lag het bij de sciencefictionvoorstelling Disconnect van Robin Coops. Hier had de toneelschrijver het duidelijk, en tamelijk spectaculair, afgelegd tegen de anekdotebakker en de special effects. Een verhaal over mensen die hun brein uploaden naar The Cloud en wat je daar als achterblijver van moet vinden. Geinig dat er zoveel kan met één enkele videobeamer. Te dun om de kijker echt bij de les te houden.
Oude lul
En dan was er nog dat zeldzame geval van oud versus jong, waar ik als oude punker opeens last van kreeg. Op donderdag was het de beurt aan Club Gewalt om een ode te brengen aan de punk. U weet wel, die periode ergens tussen 1976 en 1980 toen het gebruikelijk was om strontlazarus op het toneel te staan, de kleedkamer te slopen, het publiek onder te kotsen en alles te doen behalve goed spelen.
Hoe anders was dat met de jongelieden van Club Gewalt. Kledingtechnisch hadden ze best iets ruigs gedaan, en ook iets met make-up. Maar het was vooral een soort oilily-versie van Johnny Rotten, voor de gelegenheid ondersteund door uitstekende muzikanten en perfecte zang, ook nog eens meerstemmig.
Rookbommen
Ik moest met weemoed terugdenken aan die avond dat mijn toenmalige legendarische punkband Xenox de hele aula van het Comenius in Capelle aan den Ijssel wist leeg te krijgen door voor de verandering de rookeffecten nu maar eens met echte rookbommen van sterretjes en pvc-pijp te maken. Want punk. En levensgevaarlijk. Dus goed. Maar niet voor onze carrières.
Ik voelde die neiging tot ruige rookbommen nu ook opkomen, maar daarvoor waren de mensen van Club Gewalt dan weer te goed, te mooi, te virtuoos en te gewoon leuk. Noem het de volgende keer dus geen punk, mensen, en alles komt goed. Ooit. Daar heb je dan nog een hele carrière voor.