Sofia Goebaidoelina is in ons land uitgegroeid tot een ware publiekslieveling. Ook in de omroepseries is zij een graag geziene gast. Zo bracht het AVROTROS Vrijdagconcert de Nederlandse premières van Glorious Percussion (2011) en O Komm, Heiliger Geist (2016). Vrijdag 23 maart klinkt de eerste Nederlandse uitvoering van haar Tripelconcert voor bajan, viool en cello.
Het stuk is opgedragen aan de Zwitserse accordeoniste Elsbeth Moser, die ook soleert bij het Radio Filharmonisch Orkest. Medesolisten zijn de Letse violiste Baiba Skride en de Nederlandse celliste Harriet Krijgh. Zij tekenden in 2017 gedrieën al voor de wereldpremière met het Boston Symphony Orchestra. Onderstaand artikel is mede gebaseerd op een interview met Goebaidoelina uit 2011.
Geen smalltalk
Ik spreek Sofia Goebaidoelina (Tsjistopol, 1931) in 2011 tijdens het Cellofestival in Zutphen. Het tweejaarlijkse evenement is de avond ervoor geopend met haar Sieben Worte voor cello, bajan en strijkorkest. Du moment dat we elkaar de hand schudden, ontsteekt ze in een gloedvol betoog over de geweldige uitvoering en prachtige locatie.
Die gedrevenheid is kenmerkend: ook in eerdere gesprekken bezondigde Goebaidoelina zich nooit aan smalltalk. Daarvoor is haar tijd te kostbaar en haar missie te belangrijk. Er moet diepzinnige kunst gemaakt worden om tegenwicht te bieden aan de vervlakkende tendensen in onze maatschappij. Het is haar heilige plicht het geestelijke element een stem te geven.
Muziek in keldercircuit
De Tataars-Russische beschrijft hoe moeilijk de situatie voor onafhankelijk denkende kunstenaars in de Sovjet-Unie was. ‘Alles was politiek gemotiveerd. Als je weigerde het regime te bezingen in socialistisch-realistische stijl, was het bijna onmogelijk te overleven. Je kreeg geen uitvoeringen, geen geld, niks.
Maar ik kon geen lofzangen schrijven: we leefden in een volkomen immorele maatschappij. Noodgedwongen werd mijn muziek door dappere musici uitgevoerd in het zogenoemde keldercircuit. Zij waren mijn ridders op het witte paard. Ik ben hen eeuwig dankbaar: zonder musicus geen muziek, tenslotte.’
Deuren en ramen open
Kort na de ineenstorting van de Sovjet-Unie, in 1992 verhuisde Goebaidoelina naar Appen, een dorpje vlakbij Hamburg. Opgetogen memoreert ze hoe bepalend dit voor haar is geweest. ‘Ik was al zestig, mijn leven was grotendeels voorbij, maar eindelijk kon ik vrijelijk componeren wat ik wilde. Alle deuren gingen open.
In Rusland zat alles potdicht, nu kon ik probleemloos in contact komen met musici, critici, het publiek. Die interactie is van wezensbelang voor een kunstenaar. Voor het eerst kon ik me echt grootschalige doelen stellen die ook gerealiseerd werden; mijn productie is flink toegenomen.’
Een huis met een boom
Toch is haar stijl in het Westen nauwelijks veranderd. ‘De buitenwereld heeft niet zoveel invloed op mijn manier van componeren, omdat ik luister naar mijn innerlijke stem’, verklaart Goebaidoelina. ‘Die kon ik in Appen trouwens wel beter horen, omdat ik een veel gunstiger contact kreeg met de natuur. Het is een gehucht met maar twee straten.’
‘Er staat een boom voor mijn huis en ik heb een tuintje, ben dus letterlijk in de natuur. In Moskou zat ik op een appartementje, omringd door huizen en fabrieken; alles baadde ’s nachts in het licht. Ik droomde altijd van het buitenleven.’
Maar maakte zij als kind geen dagenlange wandelingen met haar vader over de steppen van Tatarstan? ‘Jawel, hij was landmeter en ik mocht soms mee op een van zijn dienstreizen. Maar wij woonden in Kazan, net zo’n industriële omgeving als Moskou. Het wrange is dat hij vaak land moest opmeten waar een vliegveld gebouwd werd of zo. Dus ik genoot van landschappen die kort daarna verdwenen.’
Levensgevaarlijk
Ik opper dat ze naar een dorpje buiten Moskou had kunnen verhuizen als ze zo’n behoefte had aan groen. Ontzet kijkt ze me aan. ‘Dat was levensgevaarlijk, op het platteland was verschrikkelijk veel criminaliteit! Moskou was aanzienlijk veiliger. In het begin ging ik weleens naar een van de stadsparken, maar ook daar nam de misdaad sterk toe. Daarom bleef ik de laatste tien jaar van het Sovjetbewind zoveel mogelijk binnen. Dat ik nu een huis heb met een tuin en een boom is voor mij het Paradijs.’
Voelt zij zich tegenwoordig wellicht eerder Duits dan Russisch of Tataars? Indringend kijkt ze me aan. ‘Nationaliteit doet er tegenwoordig weinig meer toe. Mensen hebben over de hele wereld contact met elkaar via internet en we verliezen ons nationale karakter. Je kunt geen indeling meer maken naar nationaliteit of ras, zoals we dat vroeger deden.’
Spasskultur
‘In de huidige tijdgeest gelden andere criteria, zoals: eerlijkheid is naïef, hoge kunst is naïef. Er is een kloof tussen intelligente mensen en de meerderheid van de maatschappij, die vijandig staat tegenover de intelligentsia en de kunsten. Bijna op het militaristische af. De Spasskultur dwingt kunstenaars welhaast het onderspit te delven, maar wij moeten weerstand blijven bieden aan de vervlakking.’
Of dit gaat lukken, betwijfelt Goebaidoelina. ‘Ik zie een nieuwe mens ontstaan, die geen weet meer heeft van wat het is werkelijk contact te hebben, zoals wij tijdens dit gesprek. Zij zitten de hele dag achter de computer en reageren op de buitenwereld als machines. Ik zie dat als een groot gevaar voor de toekomst: het leven wordt leeg, vlak en eendimensionaal, alle verscheidenheid verdwijnt.’
Elsbeth Moser
Eendimensionaal en vlak kun je haar eigen muziek beslist niet noemen, deze heeft altijd een sterk spirituele lading. Daarbij is Goebaidoelina een ware klanktovenares, wier muzikale verbeeldingskracht ook op hoge leeftijd niet verflauwt. Dat blijkt eens te meer uit het in 2017 voltooide Tripelconcert voor bajan, viool en cello.
Het idee voor dit grootschalige orkestwerk kwam van Elsbeth Moser, een groot pleitbezorger van haar muziek. In 1991 schreef Goebaidoelina Silenzio voor bajan, viool en cello voor haar. Getroffen door de fraaie interactie tussen de Russische knoppenaccordeon en westerse strijkinstrumenten, vroeg Moser haar om een tripelconcert.
Donkere orkestklank
Opvallend in dit ongeveer een half uur durende concert is de overwegend lage ligging van de orkestinstrumenten. Het opent met een chromatische tooncluster van de bajan, beginnend op een lage E en opklimmend naar de bijna een octaaf hoger gelegen Es. Ook de cello speelt een stijgende lijn, waarbij de intervallen in de hoogte allengs kleiner worden.
De viool begint op de laagste snaar en gaat eveneens de hoogte in. Zo wordt het concert in gang gezet. Het is voornamelijk opgebouwd uit korte motieven, die Goebaidoelina toch tot een overtuigende eenheid smeedt. Mede dankzij een subtiel gebruik van – soms tot orkaankracht aanzwellende – dynamiek.
De twee solostrijkers spelen sensueel in elkaar grijpende lijnen, ingebed in kleurrijke akkoorden van de bajan en donkere orkestklanken. Instrumenten als contrafagot, tuba, trombones en contrabassen vormen een ideale aanvulling op het sonore lage register van de bajan. Mooi ook zijn de vanuit de diepte opstijgende lijnen van een hoorn. Ronduit indrukwekkend is de dof suizende klank van een grote trom, die tegelijkertijd een licht geratel produceert. Is hij bespannen met stalen snaren, zoals een snaredrum in de popmuziek?
We gaan het vrijdag horen.
Naast het Tripelconcert van Goebaidoelina speelt het RFO de Zevende Symfonie van Sjostakovitsj. Meer info en kaarten hier.
Ik maakte een reportage met de drie solisten voor de live uitzending op Radio 4, je beluistert hem hier.
Mijn gesprek met Elsbeth Moser is te horen op YouTube.