Of de artiesten die optreden in DWDD betaald kregen voor hun optreden. Esther Ouwehand van de PvdD wist het niet. Ze was niet de enige, tijdens de rondetafelzitting op woensdag 25 april over de arbeidsmarkt in de cultuursector. Niemand van de aanwezige Kamerleden, fondsbestuurders, vakbondsmensen wist het. Dus vroegen we even op facebook en twitter hoe het ook alweer zat. Al snel werd duidelijk dat optredende artiesten tegen een reiskostenvergoeding en een (zeer gewaardeerd) diner optreden.
Daar staat natuurlijk een doorbraak bij het grote publiek tegenover. Daarmee verdedigt de NPO zich steevast. Alleen, precies dát argument gebruikt iedereen die gratis gebruik maakt van de prestaties van creatieven (en journalisten). De vraag is dus: waarom betaalt de NPO niet gewoon, als goed opdrachtgever – voor de diensten van mensen zonder wie een programma als DWDD niet zo’n succes zou zijn? Waarom geeft een instelling op kosten van de belastingbetaler zo’n slecht voorbeeld? Die vraag ligt nu, dankzij een aantal makers dat van zich deed spreken tijdens de hoorzitting, bij de Kamer. Negeren de Kamerleden de vraag, dan staan ze slavernij op staatskosten toe.
Van betaald naar gratis
De onderbetaling van kunstenaars is een hardnekkig thema. Anne Breure, directeur van productiehuis VEEM in Amsterdam, wist van een balletgezelschap waar 12 dansers in vaste dienst werden vervangen door 12 dansers op een freelancecontract, die werden vervangen door 12 stagiaires die het gratis deden.
The show must go on, en desnoods betalen we niemand. Behalve dan de werknemers die wel een goede cao en rechtsbescherming hebben: iedereen, behalve de mensen op het podium.
Olifant
Om bij het huidige niveau van financiering goede arbeidsvoorwaarden te scheppen voor de kunstenaars, moet het aanbod drastisch omlaag. Die olifant in de Kamer werd een enkele keer benoemd, en het is afwachten wat de kamer daarmee gaat doen. De fondsen in staat stellen om betere beloning af te dwingen bij gesubsidieerde clubs, is geen goede optie, vertelde Henriëtte Post van het Fonds Podiumkunsten.
Zij rekende voor dat een betere subsidiëring, gericht op een eerlijke honorering van podiumkunstenaars, marktverstorend zou werken. Theatergroepen zouden zo lagere uitkoopsommen kunnen vragen bij theaters. Op hun beurt zouden theaters lagere uitkoopsommen kunnen afdwingen aan vrije producenten, waardoor de arbeidsomstandigheden aan de commerciële kant van de markt nog verder zouden verslechteren. In plaats daarvan zou meer subsidie voor podia een oplossing zijn, net zoals het Mondriaanfonds dat nu in een succesvol experiment heeft onderzocht bij de beeldende kunstsector.
Subsidie verstoort de markt
Tijdens het debat leek de argumentatie van het Fonds Podiumkunsten nog redelijk, maar een nachtje slapen levert toch een ander gevoel op. Strikt genomen, als we de redenering van Henriëtte Post volgen, is elke subsidie aan makers slecht voor de arbeidsmarktpositie aan de commerciële kant. Makerssubsidie verstoort de markt al vanaf 1 cent. Het alternatief, presentatiesubsidie, is daarentegen niet marktverstorend, omdat daar zowel de huidige gesubsidieerde, als commerciële makers gelijk van kunnen profiteren.
Alle geld en macht naar de zalen? Dat de zo noodzakelijke totale herziening van het subsidiesysteem wellicht op korte termijn al leidt tot zo’n ingrijpende wijziging is slecht denkbaar, omdat werkgevers in de kunstsector er nooit mee akkoord zullen gaan. Wat er dan moet gebeuren om de nu al onacceptabel slechte arbeidsmarkt voor kunstenaars iets minder schandalig te maken? Daarover zullen nu vast al memo’s geschreven worden.