Meestal als ik iemand spreek die zich toneelschrijver noemt, zegt deze ‘slechts’ leverancier te zijn van een ‘halfproduct’. Dat antwoord krijg ik nooit van een jonge acteur, en al helemaal nooit van een regisseur. Zij zijn het die theater maken van de halfproducten die geleverd worden door schrijvers. Acteurs en regisseurs laten zich liever aanspreken als ‘theatermaker’.
Niks mis mee. Zolang dat theater dat ze maken maar onontkoombaar, meeslepend of op zijn minst overtuigend is. En daar schort het best vaak aan. Tijdens de laatste editie van Theaterfestival Boulevard in Den Bosch werd me dat weer een paar keer duidelijk.
Het heeft te maken met een paar misverstanden over wat nou eigenlijk schrijvers zijn.
Notulen
Een schrijver, zo lijkt het algemene standpunt, schrijft dialogen en bouwt daar een verhaal mee op. Dat wordt vervolgens door licht, muziek, geluid, acteertalent en regisseursinzicht tot voorstelling gemaakt. Nu kunnen acteurs tegenwoordig heel leuk scenes improviseren en regisseurs heel goed verhalen bouwen, dus dialogen en verhalen zijn er al. Er is nood aan een notulist die alle briljante creaties opschrijft.
Een schrijver met durf is in deze analogie een notulist die zijn notulen per ongeluk al voor de eerste repetitie heeft ingeleverd. Kans groot dat de acteurs en regisseur dat van een boel eigen draaien gaan voorzien. Want zulke notulen zijn zeker een halfproduct. Theater maak je niet achter een bureau.
Muziek
Toch betwijfel ik dat, althans voor een deel. Toneelschrijfkunst is een specialisme in het hele scala van theatrale vaardigheden, maar veel essentiëler dan we nu vaak denken. Het gaat immers niet alleen om het vastleggen van woorden en een verhaallijn. Het gaat om het scheppen van een kunstwerk van klank, ritme en melodie dat dankzij de vertolking door acteurs betekenis krijgt.
Net als in de muziek kunnen er prachtige dingen ontstaan vanuit improvisatie door de uitvoerders, maar niet voor niets is er ook in de muziek een grote rol weggelegd voor de auteur, de componist. Zeker als het om grotere bouwwerken gaat. dan kun je niet volstaan met een opeenvolging van solo’s, afgewisseld met groepsovergangen, wat vaak bij geïmproviseerd werk het geval is.
Veel voorstellingen waarbij de groep de auteur is bestaan uit monologen, afgewisseld door een enkele dialoog. Niet omdat dat goedkoop is, al helpt dat. Het is omdat de allenspraak het makkelijkste middel is waarmee je zelf een personage bouwt. Dat personage kan vervolgens in dialoog treden met een ander personage. Vaak, als de acteurs hun dialoog zelf verzonnen hebben, zal die dialoog alleen functioneel zijn. Er moet van a naar b bewogen worden, een conflict uitgewerkt, dat soort dingen. Plotgedreven lopendebandwerk, niks mis mee, daar schrijven mensen bestsellers mee.
Breaking Bad
Het zou interessant zijn om eens te kijken hoeveel monologen er in internationaal algemeen erkend theater zitten. Niet zo heel veel, en zeker minder dan in de gemiddelde zelfgebakken voorstelling in het Nederlandstalige theater. Om nog maar te zwijgen van televisie, een genre waar nog altijd een grote rol voor schrijvers is weggelegd. Hoeveel monologen zitten er in Breaking Bad?
Toneelschrijver zijn is dus een vak, dat een talent veronderstelt in het scheppen van situaties en sferen waarin acteurs met een combinatie van klank, melodie en ritme inhoud en betekenis overbrengen. Hun personages winnen aan diepgang door onvermoede wendingen die alleen een buitenstaander kan ingeven. Hun reacties en acties zijn bijzonderder dan een normaal mens kan bedenken.
Buitenstaander
Woorden in het theater zijn geen middel, zo min als noten in muziek een middel zijn. Ze zijn de essentie van het kunstwerk en door hun onderlinge samenwerking, harmonie en dissonantie vormen zij een uniek gebouw, dat door mensen tot leven gebracht kan worden, mits voldoende getalenteerd. Dat kunstwerk moet bijna noodzakelijkerwijs door een relatieve buitenstaander geschapen worden. Iemand met inzicht en overzicht, iemand met een eigen agenda.
Zelf doen door acteurs en regisseurs kan, en levert soms waanzinnig mooi theater op. Met de nadruk op soms. Het Werkteater is niet voor niets legendarisch. Best veel vaker leidt het tot halve producten.
Valavond
Het recentst maakte ik dat op woensdagavond mee, op een zandverstuiving in Rosmalen, ten oosten van Den Bosch. De Noorderlingen, een gezelschap dat bestaat uit theatermakers-in-opleiding uit Groningen, heeft op die schitterende locatie een voorstelling mogen maken. Waarmee het halve product al gemaakt was, want je hoeft voor een zinsbegoochelend effect niet veel meer te doen dan op zo’n zandverstuiving een tribune neerzetten en de voorstelling vlak na zonsondergang te plannen. Het beeld is alvast Ok. Nu nog muziek erbij, Check, en je hoeft eigenlijk als acteursgroep niet veel meer te doen dan wild rondrennen of mooi stilstaan in het strijklicht.
Zo geschiedde. Er is nog iets van een verhaal bij geïmproviseerd. Young adult-verwijzingen naar een rite de passage, wat referenties aan zombiefilms, Netflix serie Stranger Things en een man in een Star Trek glitterjurk. De taal is met hoofdletters, luid, ritmeloos, vol persoonlijke grote monologen en rollende ogen.
Nu is het natuurlijk erg makkelijk om een door jonge theatermakers in opleiding gemaakte voorstelling af te doen als puberaal, maar toch: hier hebben professionals aan het roer gestaan. Professionals die dachten dat je met mooi licht en fantastische muziek – want dat was allemaal dik in orde op die zandverstuiving – ook mooi theater maakt. In al dit productiegeweld ontbrak een schrijver. Iemand die een partituur componeert met een dwingend ritme, scherpe wendingen en een spannend verhaal. Nu was het product niet eens half geslaagd, maar voor zeker driekwart mislukt.
Smartlap
Het ontbreken van schrijvers voelde ik ook bij het drieluik Stabat Mater, eerder op de dag. Drie voorstellingen: dans, zang en videokunst, op basis van de oersmartlap der smartlappen: het door een anonieme middeleeuwse monnik geschreven gedicht Stabat Mater, later het mooist op muziek gezet – vind ik dan – door Pergolesi.
Hier klonk die muziek niet, maar ging het om eigen interpretaties van het thema van de huilende moeder Gods door een choreografe, een zangeres en een videokunstenares. Het was een religieus gebeuren, dat drieluik. Natuurlijk is een drieluik al een religieuze kunstvorm, dat alles werd uitgevoerd in drie kerkgebouwen maakte het nog goddelijker. Dat gold ook voor de rituele, zeer subtiel uitgevoerde schokschouderdans van Patricia Okenwa. Eenvoudig en daardoor sterk, al had het kindergeluid niet gehoeven: dat neigde naar smartlappenkitsch, en was daardoor niet ontroerend.
Jehova
Wie erg hard een schrijver nodig had, was Cora Burggraaf. Deze zangeres en performer had in de lutherse kerk een programma gemaakt rond de door Hendrik Andriessen op muziek gezette gedichten van Henry Ghéon: Mirroir de Peine. Prachtige muziek, schitterende liederen, mooi ongepolijst uitgevoerd met begeleiding van een harmonium.
Iemand, en dat was zeker geen schrijver, vond het echter nodig er een verhaal omheen te maken, dat niet alleen uit de biografie van de dichter bestond, overigens wegens de dramatischs zondeval en bekering de natte droom van iedere jehova’s getuige, maar ook een soort benoeming bevatte van het rituele samenzijn in dit prachtige Lutherse kerkje. Onnodig en daardoor deed het af aan het effect van de liederen. Een schrijver had hier echte wonderen gedaan.
Manifesto
In de kloosterzaal van wat nu het instituut voor Datawetenschap is, hingen acht videoschermen met daarop 9 vrouwen, allemaal incarnaties van performance kunstenares Ulrika Kinn Svensson. Ze hadden allemaal een verhaal dat ongeveer even lang duurde, allemaal een ander aspect van het vrouw en moeder zijn belichtend, en allemaal eindigend in tranen. Aan het eind zingen en dansen ze samen een liedje. Kunstig, al haalt het het niet bij die fenomenale installatie Manifesto van Julian Rosefeldt, die vorig jaar een hit was op het Holland Festival. De teksten waren gewoon niet scherp genoeg, en dat werd erger gemaakt door het nogal amateuristisch uitvergrote acteren.
Met goede teksten had er minder minder geacteerd hoeven te worden.
Voetstuk
Na wat eerste reacties van makers op mijn tweet over deze avond het volgende: dit betoog is geen pleidooi voor het op een voetstuk zetten van de schrijver, zoals sommige zelotische operafanaten dat willen doen met de componisten van opera’s. Ik pleit slechts voor een herwaardering van het schrijven als vak, omdat dat echt wat anders is dan het leveren van basismateriaal voor theaterkunstenaars. En die visie heeft in mijn ogen nu al te lang de overhand.
Multitasken doet het theater geen goed. Acteurs steken het beste al hun energie en talent in het vertolken, zoals regisseurs het beste hun energie steken in het concipiëren van een totaalbeeld. Kijk maar eens naar De Vloer Op.
Toneel ontleent zijn werking nog steeds grotendeels aan de vertelde verhalen en de gesproken taal. Het scheppen van kunst met die taal is een vak apart. Dat doe je er niet even bij.