Hoe krijg je jongeren weer (of meer) aan het lezen? Schrijver Bas Steman (49) slaagde erin een groep pubers zover te krijgen dat ze het écht leuk gingen vinden. ‘Ons leven en onze vriendschap is door samen boeken te lezen veel diepgaander geworden.’
Ik Jan Cremer
‘Echt, wát een gave stijl heeft die Jan Cremer.’ Sem kijkt zijn vrienden aan, die net een heerlijk bord lasagne hebben verorberd en nu met een stapel boeken voor hun neus zitten. Het is zondagavond, en de jongens van leesclub Nescio buigen zich vandaag over Cobra, De Vijftigers, Ik Jan Cremer en Alleen met de goden van Alex Boogers. Het werk van Nescio ligt natuurlijk sowieso op tafel – De uitvreter, Titaantjes en Dichtertje behoren tot hun favoriete boeken. Sem zwaait met Ik Jan Cremer, een boek dat in de jaren zestig de Nederlandse literatuur op zijn grondvesten deed schudden en een internationale bestseller werd. ‘Cremer geeft geen fuck om wat anderen van hem vinden, dat vind ik cool. Hij is zó anders dan iedereen die ik ken.’
‘Ik vond hem eigenlijk nogal bot, reageert Jip. ‘En het boek tamelijk oppervlakkig.’
‘Hoe kun je nou zeggen dat hij geen interessant karakter is?’ roept Sem.
‘Dat zei ik niet,’ zegt Jip. ‘Maar hij beschrijft alleen maar wat hij allemaal uitspookt met vrouwen en zo. Ik had gehoopt dat er meer diepgang bij kwam.’
Bas Steman, Jips vader, knikt. ‘Nee, Cremer is niet van de diepe beschouwingen. En hij zal de literatuurgeschiedenis ook niet in gaan als de grootste stilist.’
Boekenweek voor jongeren
De Boekenweek voor jongeren, die morgen de laatste dag beleeft, heeft tot doel jongeren te laten zien hoe leuk en verrijkend lezen is. Dat weten de jongens van leesclub Nescio inmiddels al jaren. Toen Bas Stemans zoon Jip in de vierde klas van de middelbare school zei dat hij er geen zak aan vond om te lezen, maar vooral ook niet wist hóé hij een roman moest lezen, stelde Steman voor om met zijn Zutphense vrienden een leesclub te beginnen.
Jip was niet direct enthousiast. Een leesclub? Je méént het? Niemand van zijn vrienden las. Daarom juist, vond Steman, samen lezen maakt het leuker. Oké, dacht Jip, maar het klinkt wel suf hoor, een leesclub. Toch appte hij zijn ‘squad’. Ook Sem, Alan, Daan, Timo, Wouter en Sam (die er pas later bij kwam) stonden nou niet direct te springen bij het idee. Maar een goed cijfer op hun mondeling examen, dát wilden ze dan weer wel. Met frisse tegenzin lieten ze zich overhalen.
Steman liet ze Wij van Elvis Peeters lezen, een snoeihard verhaal over jongeren die uit verveling steeds perversere experimenten aangaan. Het boek liet niemand onberoerd. ‘En het rekende in één keer af met het stigma dat literatuur saai is,’ lacht Wouter. Terwijl Jips vader elke bijeenkomst vertelde over de culturele en historische achtergronden en slimme vragen stelde over de inhoud van het boek, praatten de jongens met elkaar over het leven en gedrag van de personages en over hun eigen wensen, verlangens en dromen voor de toekomst.
Het ‘wonder’ geschiedde: ze begonnen het analyseren van een roman zowaar leuk te vinden. Jongens waren we, maar áárdige jongens… – vooral de legendarische verhalen van Nescio maakten diepe indruk. Die bevroegen precies waar hun eigen leven om draaide: hoe ga je als jongvolwassene om met de frictie tussen wat je wilt en wat de maatschappij van je verlangt? Hoe wil je je leven leiden?
Cobra
Vanavond leidt Steman de jongens van de avant-garde kunststroming Cobra en de gedichten van Lucebert via Nescio en De avonden van Gerard Reve naar Ik Jan Cremer. ‘Wat is de grootste frustratie van Reves hoofdpersoon Frits van Egters?’ Alan weet het antwoord: ‘Dat hij vastzat in de patronen van de maatschappij.’ Steman knikt. ‘Het boek gaat over de burgerlijkheid van Nederland. Cremer beukt dwars door die burgerlijkheid heen. Zo’n schelmenroman als Ik Jan Cremer had vóór de oorlog niet geschreven kunnen worden. Cremer probeerde ondanks zijn milieu en alles wat hij had meegemaakt, iets van zijn leven te maken. Hij leeft als een beest en schildert als een barbaar.’
En hup, daar is een sprongetje naar Alleen met de goden. ‘Ook dit is zó anders dan de wereld die wij gewend zijn, als witte verwende jongens, zeg maar,’ vindt Wouter. ‘Aaron Bachman groeit op in een pauperwijk, en Boogers heeft heel goed heeft beschreven hoe dat is.’
Timo knikt: ‘Aaron gaat niet voor niets boksen. Hij moet knokken voor zijn bestaan.’
Sam: ‘Dat Aarons moeder tegen haar zoon zei dat hij er beter niet had kunnen zijn – wow, echt fucked up. Dat zet je aan het nadenken over je eigen relatie met je ouders.’
Jip: ‘Het is een autobiografisch verhaal, dus ik heb echt veel respect voor Alex Boogers. En dit boek heeft mijn blik op de samenleving wel erg verbreed. Met deze wereld kom ik normaal niet in aanraking.’
Steman knikt: ‘Dit is óók Nederland. En de armoede onder bepaalde lagen van de bevolking is er de afgelopen jaren beslist niet minder op geworden.’
Lekker boekje!
Jongens waren ze, maar lézende jongens. En dat is niet onopgemerkt gebleven. Na vier jaar zijn ze geen pubers meer maar studenten van 19 en 20 jaar, die voor hun studies zijn uitgewaaierd over het hele land, maar Nescio brengt hen eens in de twee maanden weer bij elkaar. Inmiddels zijn ze zélf ook hoofdpersonen geworden, in Lekker boekie!, het boek dat Steman schreef over hun leesclub om andere jongeren, ouders en docenten te inspireren. Hoezeer hun mening over een roman soms ook uiteenloopt, over één ding zijn de jongens het roerend eens: lezen heeft hun leven sterk ten goede veranderd. Daan: ‘We zijn veel betere vrienden geworden, doordat we veel diepere gesprekken hebben gekregen en onze meningen en gevoelens met elkaar hebben gedeeld.’
Wouter knikt. ‘De gesprekken die wij met elkaar hebben, heb ik met weinig anderen. Het gáát ergens over. Lezen heeft me gestimuleerd veel meer na te denken over mezelf en het leven, over de keuzes die ik maak. Door die zelfreflectie ben ik als mens enorm gegroeid.’