Huizen, monumenten, winkels en straten werden van de kaart geveegd. Bijna driehonderd mensen stierven onder het puin. Franco Faggiani (73) schreef een aangrijpend boek over de aardbeving die midden-Italië vijf jaar geleden trof: Soms zou ik de wind willen zijn.
Succes
Als het even kan trekt Franco Faggiani de Noord-Italiaanse bergen in.
Ook nu bevindt hij zich in de Piëmontese Alpen, op 1700 meter hoogte, in de zon en de sneeuw. ‘Vooral ’s winters ben ik hier graag. Morgen moet ik voor een lezing over mijn nieuwe roman naar Ligurië, 250 kilometer naar het zuiden, daarna rij ik weer terug,’ vertelt hij.
Na een lange loopbaan in de journalistiek debuteerde hij in 2018 op zijn zeventigste als romanschrijver met Tussen twee werelden. In Nederland brak hij een jaar later door toen het boekenpanel van De Wereld Draait Door zijn roman Het jaar dat Shizo Kanakuri verdween uitriep tot Boek van de Maand.
Het succes heeft zijn leven niet ingrijpend veranderd, zegt Faggiani. ‘Als schrijver word je vaak ten onrechte op een voetstuk geplaatst. Na een presentatie kwam er een mevrouw naar me toe die verbaasd uitriep: goh, u bent eigenlijk een heel gewoon mens!’
Uw nieuwe roman gaat over de aardbeving van 24 augustus 2016, die in midden-Italië tal van dorpen en gehuchtjes met de grond gelijkmaakte. Kende u het gebied al van daarvoor?
‘Ja, ik kende de getroffen plaatsen goed, er woonden kennissen van me, dus mijn gedachten gingen meteen naar hen uit. Het historische centrum van Amatrice, waar mijn roman zich voornamelijk afspeelt, werd weggevaagd. Het dorp zelf telde 2200 inwoners, en dan heeft het ook nog 69 deelgehuchten verspreid in de bergen. Het weekend na de aardbeving zou het grote jaarfeest ter ere van de pasta all’amatriciana plaatsvinden, waar elk jaar duizenden bezoekers op afkomen. Ik vreesde dat er gigantisch veel mensen onder het puin zouden liggen. Omdat er geen communicatie mogelijk was, ging ik zodra het kon naar de geraakte gebieden. Wat ik aantrof was verschrikkelijk. De huizen, torens, gebouwen, monumenten, winkels en straten waren weggevaagd, er was alleen nog zand, aarde, stenen en stof.’
In Amatrice vielen 230 doden: een wonder, gezien de duizenden bezoekers.
‘Inderdaad een wonder, zeker omdat de beving om half vier ’s nachts was én omdat de muren naar binnen ineenstortten, wat veel gevaarlijker is dan als ze naar buiten vallen. De eerste hulpdiensten waren er binnen een uur, anderhalf uur – ze moesten uit Rieti moesten komen, zo’n zestig kilometer verderop. Aan het eind van de eerste dag waren er al bijna meer hulpverleners dan inwoners. In zo’n situatie draait alles om snelheid. Er werden uiteindelijk 238 mensen onder het puin vandaan gehaald.’
Wat raakte u het meest?
‘De verhalen van brandweerlieden over huilende huiseigenaren die vooral foto’s wilden redden: zwart-witfoto’s van opa’s en oma’s, bruiloften, familiefeesten op het platteland. Ze wilden hun herinneringen redden. Veel van die verhalen zijn in gewijzigde vorm in het boek terechtgekomen.
Onlangs was ik in café Meletti in Ascoli Piceno, waar de beginscène van mijn roman zich afspeelt. Daar ontmoette ik twee mensen die bij de aardbeving alles zijn kwijtgeraakt. Een van hen was een oma van 45 die haar kleinzoon van anderhalf was verloren. Ze vertelde me dat ze het aanvankelijk moeilijk vond mijn boek te lezen, maar uiteindelijk had ze er troost uit geput.’
Wederopbouw
Hoe is het nu in Amatrice?
‘Er zijn weer supermarkten, apotheken en andere publieke centra maar zo’n 70 procent van de bevolking kan nog steeds niet terug naar huis en woont nog altijd in de prefab-noodhuisjes van vijf jaar geleden. De heropbouw van hun huizen is een probleem. Niet alleen door de gigantische bureaucratie, ook omdat alles aardbevingsbestendig moet zijn. Ook zijn er nog allerlei grote gebouwen die moeten worden gesloopt, maar waar moet al dat afval naartoe? Niemand wil het hebben en de kosten om het af te voeren en verwerken zijn gigantisch. Voor bouwbedrijven is het bouwen van een appartementencomplex in de stad veel lucratiever dan het herbouwen van een bergdorp.’
De economische schade is gigantisch, maar wat zijn de sociale gevolgen?
‘Veel mensen, vooral jongeren, zijn weggetrokken en dat baart me zorgen. Als de wederopbouw niet snel genoeg gaat, worden het verlaten spookdorpen. Daarom wilde ik met mijn roman deze situatie vijf jaar na dato opnieuw onder de aandacht brengen. Gelukkig is de wederopbouw van Amatrice sinds zeven maanden goed begonnen; er zijn vierhonderd arbeiders aangesteld om bijzondere stenen, tegels en versieringen te verzamelen waarmee ze de façades van de oude gebouwen en monumenten kunnen reconstrueren. Ook maken ze de gehuchten eromheen weer bewoonbaar. In een dorpje waar tot een half jaar geleden niets gebeurde staan nu elf hijskranen. Het is belangrijk het sociale weefsel te reconstrueren, want anders verliezen mensen de hoop. En zonder hoop is er geen toekomst.’
Soms zou ik de wind willen zijn, vertaald door Saskia Peterzon-Kotte, uitgeverij Signatuur, € 20,99.
Lees ook deze reportage over het rampgebied