Georganiseerd napraten bij een theatervoorstelling, daar moet je zin in hebben. Dan helpt het als de voorstelling vooraf er zin in heeft gemaakt. Wat bovenmatig geldt voor ‘Doekje voor het Bloeden’, het nieuwste werk van Het NUT en George Tobal. Het helpt natuurlijk ook dat je eerst naar dat nagesprek moet voordat je je toetje krijgt. Want Het NUT Zou het Het NUT niet zijn als hun voorstelling niet gepaard ging met voortreffelijk eten en drinken.
Maar het was niet omdat we met zijn honderdvijftigen gechanteerd werden met een best goddelijke maaltijd, die ons reikhalzend liet uitkijken naar het toetje, dat we massaal naar dat nagesprek gingen. Het was vooral omdat we nieuwsgierig waren en omdat we allemaal best behoefte hadden aan een beetje nazorg. Want Doekje voor het Bloeden gaat ergens over.
Armoedeval
Greg Nottrot en George Tobal hebben zich met Doekje voor het Bloeden gestort op de armoedeval en schuldenproblematiek. Dat systeem waardoor mensen zoals jij en ik zomaar opeens aan de verkeerde kant van de samenleving terecht kunnen komen. Door een verkeerde achternaam, of een niet goed ingevulde aanvraag voor kinderopvangtoeslag, bijvoorbeeld. Die kant waar ‘samen’ niet meer bestaat en leven doorgaat zonder noemenswaardig dak boven je hoofd.
In de door Tobal geschreven tekst gaat het over Nottrot die een dakloze Willem ontmoet, en hem ‘net te lang’ aankijkt. Hij voelt zich verantwoordelijk, wil helpen met meer dan de twee euro die hij hem toestopt. Hij gaat een voorstelling maken, en die voorstelling wordt dus nagespeeld, want Willem is er nu niet (meer) bij.
Altijd voorwaarden
Waarom we allemaal zo graag nog even na wilden praten, komt door de kwestie die het stuk aan de orde stelt. Niet alleen signaleert Doekje voor het Bloeden een soort medelijden-industrie waarbij de hulpverlening meer bedoeld lijkt om de samenleving van een schuldgevoel te verlossen, dan dat er daadwerkelijk iets aan de situatie van de dropouts in kwestie gedaan wordt, ook laat het zien dat we op een hele rare manier omgaan met geven en krijgen.
Zo wil niemand iets krijgen waar allerlei voorwaarden aan verbonden zijn, maar vinden we wel dat die euro die we aan die dakloze bedelaar bij de Jumbo geven niet besteed mag worden aan bier of drugs. Dus kopen sommigen een broodje voor de bedelaar. Liefst een gezond broodje. En zouden we er nog het liefst bij blijven staan tot de bedelaar in kwestie het helemaal op heeft gegeten.
Zulke betutteling kan iemand die aan de rand van de afgrond staat net zo goed missen als de goedbedoelende samaritaan. Maar wat dan wel?
Aankijken
Daar was dus nagesprek zo nuttig voor, omdat er daar wel een ervaringsdeskundige (Wesley) aanwezig was. Wesley was inmiddels vijf jaar van de drank af, en had via de Tussenvoorziening ook een woning kunnen betrekken, waar hij nu een goed leven leidde, weg van de ‘vrienden’ van weleer, met wie hij samen elke dag dronken werd.
Het ging vooraf aan dat toetje over wat we met zijn allen dan wel konden doen om de mensen aan de onderkant van onze samenleving te helpen? Geld geven is altijd goed, zei ook de mevrouw van de Tussenvoorziening, maar nog veel belangrijker vond Wesley het dat je hem zag. Gewoon aankijken, groeten, zien. Want onzichtbaarheid, niet-bestaan en als oud vuil behandeld worden is het ergste wat we elkaar aan kunnen doen. En dat begint dus al bij je buren, en die vreemdeling op straat.
Mogelijk zijn er na deze voorstelling weer 150 mensen die bij de lunchwandeling met hun collega’s war vaker “goeiemiddag!” zeggen tegen die voorbijganger, die zijn hondje uitlaat. Soms kan de wereld redden best simpel zijn.