Choreograaf Sofiane Abou Lagraa, die opgroeide in de Ardèche en zijn sporen verdiende in de Franse moderne dans, werd door zijn vrouw Nawal aangezet om iets in Algerije te gaan doen, het land van zijn ouders. Dit leidde uiteindelijk tot de opdracht om het Nationale Ballet van Algerije nieuw leven in te blazen. Het koppel Abou Lagraa besloot niet met de bestaande, klassiek opgeleide cast te werken, maar een hedendaagse afdeling aan het Ballet toe te voegen en de dansers daarvoor te recruteren uit de Algerijnse hip-hop-scene. Nu bezoekt hij het Festival de Hollande met de Frans-Algerijnse co-productie Nya , waarin verworvenheden van de moderne en klassieke dans worden gecombineerd met hiphop en bovendien de Bolero van Ravel klinkt naast de Algerijnse evergreens van Houria Aïchi.
Zo onvoorstelbaar spectaculair als de moves van de mannen in Nya zijn, zo onbevangen staan de hiphoppers als danser op het toneel. Wat niet gek is, als je bedenkt dat zij nog niet zo lang geleden hun kunsten op straathoeken en pleintjes vertoonden. Hiphop, dankzij Youtube overal ter wereld uitgegroeid tot dé danstaal voor de jeugd. Het is doe-het-zelf-dans, waar je geen academische graad voor nodig hebt en waar virtuositeit en vrolijkheid hand in hand gaan. In battles zetten spot en collectieve beleving aan tot onderlinge competitie en persoonlijke handschriften. Zeker in combinatie met teksten en muziek geeft hiphop overal ter wereld een stem, een podium en een publiek aan mensen aan wie verder weinig gevraagd wordt.
Dat komt gelegen in Algerije, dat nog lang niet hersteld is van jaren van burgeroorlog. ‘Les années noires’ duurden officieel van 1991 tot 2001. De terreur beroofde Algerije van ieder openbaar leven. Minstens 150.000 mensen kwamen om in het geweld tussen regeringstroepen en islamisten, terwijl het Westen vakkundig de andere kant opkeek. Het 21ste eeuwse Algerije biedt, na tien jaar vrede, nog steeds bitter weinig perspectief, met name aan de jongste generaties. Hier lijkt geen lieve lente iets aan te kunnen doen, voorlopig.
Abou Lagraa hield in 2009 een auditie in Algiers en koos uit maar liefst vierhonderd gegadigden tien jonge mannen. Schoenverkoper, bloemist, kapper, straatventer of systeembeheerder, iedereen kreeg een jaarsalaris aangeboden in ruil voor een zwaar trainingsprogramma met klassieke en moderne technieken en yoga. “Ik heb mijn hele leven de klassieke kant van mijn moeder willen openbreken en veranderen”, zegt Boussouf Mokhtar, de enige danser met wortels in de theaterdans.
Het is spitsroeden lopen als je in Algerije hedendaagse dans wilt maken. Een ontbloot bovenlijf, een man en een vrouw samen op het toneel: wat aan de noordelijke kant van de Mediterranee vanzelfsprekend is, zorgt in Algiers nog voor een schandaal. “Het feit dat ik uit een moslimfamilie kom en Nawal een Marokkaanse Berber is, veroorzaakt soms al opschudding”, zegt Sofiane Abou Lagraa na afloop van een voorstelling in Rouen, eerder dit jaar.
Hij oogt vrolijk, maar is zich bewust van de rol die hij op zich heeft genomen: bruggenbouwer tussen Frankrijk en Algerije, elite en volk, theater en straat, de fijnzinnigheid van zijn kunst en de rauwe realiteit van het harde bestaan in Algerije. “Het idiote is dat ik dit werk in Frankrijk nooit zou hebben kunnen maken. In Algerije is een enorme honger, een diepe behoefte om eindelijk weer iets te doen. Mensen zijn bereid heel ver te gaan, risico’s te nemen, alles op het spel te zetten. In Frankrijk of elk ander West-Europees land ontbreekt die noodzaak, dat verlangen stomweg.”
Hoewel hiphop typisch een sport lijkt voor stoere individuen, bleken de B-Boyz uit Algerije er moeite mee te hebben om solo te dansen, zo zonder hun maten om zich heen. “Het is de gemeenschap die deze mensen draagt, hen vormt en verzorgt. Daar overleven ze op. Helemaal alleen de aandacht vragen en krijgen op zo’n groot podium boezemde de mannen angst in. Het leek zo ongepast.”
En waarom alleen mannen? Abou Lagraa: “Ik wil niet te veel heilige huisjes tegelijkertijd omverwerpen. Ik wilde geen “j’accuse” maken, maar me ook niet eindeloos laten beperken door allerlei taboes. Dus begin ik bij de mannen, probeer ik hen ook van een kwetsbare of sensuele kant te laten zien. Ik wil mensen verleiden hun eigen lichaam en hun individuele ervaringen serieuzer te nemen. De vrouwen doe ik gewoon de volgende keer.”
Het harde werken en diplomatieke gesoebat is niet voor niets geweest. De premiere van Nya, in de zomer van 2010 in Algiers, was dagen lang nationaal nieuws en het stuk kreeg een meer dan enthousiast onthaal, ook in Frankrijk, waar de voorstelling niet zelden voor zalen met 1000 man publiek wordt gespeeld.
Het modernisme van Abou Lagraa, waarin het werk van choreografen als Limon, Graham en Cunningham doorklinkt, stelt het pure bewegen voorop. Maar in plaats van moderne, gedisciplineerde dansers staan in Nya de rasimprovisatoren van de straat op het podium. Zij zijn niet gewend om met een uitgestreken gezicht beweging op beweging te stapelen, te deconstrueren of neutraal te zijn en zo pure dans te produceren, en al helemaal niet over klassieke diagonalen, op de Bolero van Ravel of met gezongen Koranverzen in de oren.
Heel subtiel verbindt Abou Lagraa verschillende verledens en tradities: Noord en Zuid, kolonisator en gekoloniseerde. Hij verbindt het cosmopoliete Algiers van vroeger, waar Béjart langskwam, met de wereld van alledag. Béjarts erotiserende mannenballetten (Ravel’s Bolero was in 1985 het laatste internationale stuk in het Nationale Theater van Algiers) vloeien samen met de nostalgische liedjes van Houria Aïchi en de gezongen koranverzen die tegenwoordig een andere vorm van opwekking en troost bieden.
De voorstelling is een prachtig voorbeeld van ‘the best of both worlds‘. De dansers verfrissen met hun instelling en achtergrond, met hun persoonlijke engagement en eigenzinnige, krachtpatsende bewegingstaal de puristische esthetiek van de moderne dans. Andersom is Abou Lagraa, die vaker met het bijltje hakte, er in geslaagd om het frontaal en sociaal gerichte, directe dansen van de mannen om te vormen naar meer subtiele, kwetsbare en poëtische gestes, waarvoor op een straathoek of pleintje in Algiers allicht geen plaats is.
Door alles heen schemert de recente geschiedenis van geweld en dood, vrijheidsberoving, verwaarlozing en uitzichtloosheid. Lichamelijke virtuositeit helpt, als tegengif. Daarin lijken ballet, hiphop en circus op elkaar. Uiteindelijk is het de traditie van de moderne dans die hier uitkomst biedt: nergens wordt de pijn expliciet gemaakt, maar wanneer de mannen zo nu en dan toegeven aan de zwaartekracht en hem niet alleen behendig weten te weerstaan, worden de vele vormen van vallen, liggen en opstaan momenten om heel letterlijk te nemen.
website: www.aboulagraa.com
De voorstelling speelt woensdag 8 en donderdag 9 juni in de Stadsschouwburg Amsterdam, Grote zaal. Aanvang 20:30. Réservation
Les commentaires sont fermés.