De cultuursector loopt soms achter, maar vaker ook voor. In het – overigens inhoudelijk zeer toe te juichen – conseils dat de Amsterdamse Kunstraad uitbracht over de toekomst van het plaatselijke Stedelijk Museum, kun je lezen dat baanzekerheid in de kunstsector opnieuw onder druk staat. Zeker voor jonge toetreders van ‘diverse’ komaf: ‘Bij voorkeur maakt het museum meer gebruik van een flexibele schil van medewerkers die op basis van contracten voor een beperkte periode aan het museum verbonden zijn. Het is nodig aan te sturen op verjonging, diversiteit en inclusiviteit.‘
Logisch dat de Kunstraad niet wil dat er een machtsstructuur van vastgeroeste semi-ambtenaren aan het museumplein ontstaat. Ook in artistiek opzicht zou het dus nodig zijn om niet één meneer of mevrouw decennialang de macht over de Badkuip en het gebouw daarachter te geven. ‘Met de selectie van kunstenaars en het aankopen van werken kan het museum carrières van kunstenaars maken of frustreren. De conservatoren spelen daarbij als adviseurs en verkenners een belangrijke rol. De kunstraad pleit daarom voor een nieuw element in het personeelsbeleid: actief beleid op doorstroming binnen het conservatorenteam.’
Carrousel
Kunstenaars in Amsterdam kunnen elke vijf jaar een nieuwe kans krijgen, wanneer ze ruzie hebben met de conservator van dienst. Niet één beleid, één vriendjescaroussel, die twintig jaar hetzelfde rondje draait.
Ofwel: alles moet flexibel. dat is mooi, maar er kleven ook bezwaren aan. Want als alles vloeibaar is, gaat zekerheid verloren. Het kan zijn dat de maatschappij constant in beweging is, en dat daarom een instelling die daarop met kunst reflecteert ook flexibel moet zijn. Toch zou je juist ook het tegendeel kunnen beweren. Het is immers soms ook gewoon een kwestie van filosofie. Heeft een samenleving die in staat van flux verkeert niet juist ankerpunten nodig in de vorm van een Stedelijk Museum?
Maar je kunt de maatschappij ook zien als een nogal vastgeroest burgerlijk systeem van zoekende jongeren, behoudende ouderen, en instagram. Dan zou inderdaad een flexibel museum juist de boel eens in de zoveel tijd moeten opschudden door het helemaal over een andere boeg te gooien.
Les superproductions
De Kunstraad maakt zelf wel een paar keuzes. Ze willen af van het hijgerige streven naar blockbusters, dat ook in de voorgaande directie van het museum tot grote verdeeldheid leidde. ‘De kunstraad constateert dat het museum de afgelopen jaren heeft gewerkt als een soort tentoonstellingsmachine. Maar het Stedelijk Museum is geen kunsthal. Het heeft een geweldige collectie die aandacht en onderzoek behoeft. De hoge ambities op het gebied van bezoekersaantallen gingen ten koste van de collectie en de verdieping ervan.’
In alles wat de Kunstraad schrijft, klinkt overigens een stille roep om de terugkeer van Beatrix Ruf. In haar beleid zat namelijk alles waar de Raad van droomt. Zij boorde nieuwe markten aan, kon meepraten met de grote jongens en meisjes maar had vooral ook oog voor de eigen collectie van het museum. De zakelijk ingestelde partner in de leiding, die van de blockbusters, verdween van het toneel. Helaas heeft de glorie van Ruf niet lang kunnen duren omdat een iets te gretig onderzoek van de NRC haar einde inluidde. Naar nu blijkt op verkeerde gronden, maar het leed is al geschied.
Pas de visage
Hoe nu verder? De Kunstraad wil dus eigenlijk niet meer een echt gezicht voor het museum. Althans, niet een gezicht dat meer dan een decennium in de harten van de Amsterdammers kan bezinken, en dus ook vijanden kan maken. (Die dan weer de NRC gaan bellen) Een echte oplossing is er niet, behalve dat het iets eigenzinnigs moet worden. Want al het andere is weerloos, zo blijkt:
‘Ontwikkelingen in de kunst bestaan niet. Het is een drogbeeld, ontstaan vanuit het geloof van de vroege avant-garde dat ontwikkelingen in de kunst moeten bijdragen aan een nieuwe, democratische wereld met een nieuwe, creatieve mens. Dat geloof is in de huidige wereld niet levensvatbaar meer. Toch is het tot op de dag van vandaag het fundament gebleven van onze westerse kunstopvatting.’
‘Dit blijkt onder andere uit de criteria die tal van grote fondsen nog altijd voor hun subsidiebeleid hanteren. Maar hedendaagse kunst is niet enkel vernieuwend, radicaal en progressief. De kans dat zo’n geloof op den duur verstart in dogma’s is groot. In dit geval zit het nieuwe denkbeelden over kunst en kunstmusea danig in de weg.’
Le grand capital
Er is nog maar een weg over, en daar is voorzitter Felix Rottenberg duidelijk over: ten strijde trekken tegen het grootkapitaal. ‘Vraag het museum niet langer om mee te doen in wat gezien wordt als ‘de hoogste regionen van de kunst’, leg het niet langs de meetlat van het MoMA, maar laat het internationaal opereren en voortborduren op de traditie van eigenzinnigheid. Door een alternatief te bieden voor de doorgedraaide kunstmarkt kan het museum opnieuw een voorloper zijn.’
De advertentietekst voor de nieuwe vacature is er dus. Gezocht: een Amsterdams schoffie (m/*/v).