Volgens de VVD moeten alle kunstenaars en kunstliefhebbers van Nederland ‘sorry‘ zeggen tegen Halbe Zijlstra. Omdat ze zo boos op hem zijn geweest, toen hij zonder enig achterliggend idee 30 procent van de kunstsubsidies afschafte. Volgens het ministerie van Cultuur zou het namelijk fan-tas-tisch gaan met de kunst in Nederland. Wie het persbericht leest dat het ministerie daar gisteren over uitbracht, zou dat ook kunnen denken. Maar als je het boekje leest, waar dat persbericht over gaat, komt er een heel ander beeld naar voren. En ook de kamerbrief van de minister vertelt een veel somberder, dan wel genuanceerder verhaal. We gaan daar de komende tijd dieper op in. Om te beginnen het gejuich uit het persbericht:
1: we zijn waanzinnig cultureel met zijn allen.
Dat zegt het ministerie: “De helft van de bevolking van zes jaar en ouder bezocht een museum, 84 procent van de bevolking bezocht een voorstelling.”
Is de vraag: Welke voorstellingen gaat dat om? Niet het gesubsidieerde hoge kunstaandbod, blijkt. Het ministerie hanteert de volgende, nogal brede definitie: “toneel, opera, klassieke muziek, klassieke dans, literaire avond, videokunst (canonieke voorstellingen), en cabaret, film musical, popmuziek, urban, dance, jazz, levenslied, wereldmuziek, musical, volksdans, feest met voorstelling (populaire voorstellingen)”
Dat is dus alles waarbij iemand iets aan meer dan één ander persoon laat zien. Ook iemand die de kroeg op de hoek een lied aanheft, geeft een voorstelling. Kroegbezoekers van Nederland zijn cultuurdeelnemers. De mensen die in tramlijn 1, 2 of 5 langs het Leidseplein rijden, zien een voorstelling van soms best goede straatartiesten. Nuancering volgt: Veertig procent van de Nederlanders wordt 1 keer per jaar gesignaleerd bij iets dat tot de echte kunst gerekend kan worden, en dik over de tachtig procent zit dus in lijn 5 van straatacrobaten te genieten.
2: Het ministerie heeft geen goede cijfers over de lange termijn
In Nederland hebben we sinds vorig jaar een cultuurindex, maar die is nog niet bijgewekt met de gegevens van 2013. Kijken we naar de langjarige ontwikkeling, zien we dat het ministerie nu dus uitgaat van gegevens tot 2007. Daarin zijn natuurlijk wel wat trends te zien, maar daar heb je in 2014 helemaal niks aan.
Erger wordt het bij de beoordeling van onze cultuurdeelname via de media. Wat zegt het ministerie?
“Net als in 2007 blijkt Nederland in 2013, samen met Scandinavische landen, de hoogste cultuurparticipatie te hebben. Het gaat dan om het bezoek aan podiumkunsten, musea, bibliotheken, film, boeken lezen en luisteren en kijken naar culturele programma’s op radio en tv.”
Tot zover niets aan de hand. Maar als we verder lezen komt er een aap uit de mouw. Genaamd Lingo en Matthijs van Nieuwkerk. Let op:
“De meest genoemde categorie in Europa is het kijken of luisteren naar culturele programma’s op radio en tv: 72 procent doet dit ten minste één keer per jaar. Nederland zit hier met 84 procent ook in de hoogste regionen.”
Minstens 1 keer per jaar naar DWDD kijken, of Lingo, geldt als cultuurdeelname. Want DWDD en Lingo vallen – of vielen – onder de culturele televisieprogrammering. Te vermoeden valt dat het aantal mensen dat een keer per jaar naar Kunstuur, Opium of Het Uur van de Wolf kijkt een stuk lager ligt. En dan hebben we het dus nog steeds over de situatie tot 2007. Inmiddels daalt de cultuurdeelname via tv: “Over de hele linie in Europa en in vrijwel alle landen neemt cultuurdeelname af, het meest bij de culturele programma’s op radio en tv (van 78 procent in 2007 naar 72 procent in 2013).”
Enfin. We zijn nog maar in hoofdstuk 3. Op eenderde van het boekje Cultuur in Beeld en we komen al om in de mystificaties. De ontwikkeling van gewoon tv-kijken naar video on demand is in 2007 non-existent. In 2012, het laatste jaar waar echte cijfers over zijn, moest Netflix nog komen.
3: Het gaat fan-tas-tisch met het stamboomonderzoek de amateurkunst
Het ministerie negeert het advies van de Raad voor Cultuur uit maart, waarin de raad aan de alarmbel trok over de toekomst van de amateurkunst en de kunsteducatie. Dat advies was destijds wel reden voor de minister om in te grijpen, maar ze hanteert nu liever andere criteria: “De Monitor Amateurkunst (MAK) rapporteert een daling van 52 procent in 2009 tot 41 procent in 2013. Hier is echter de vraagstelling veranderd waardoor de cijfers moeilijk te duiden zijn. Hagenaars combineert AVO-cijfers en MAK-cijfers en komt eveneens tot de conclusie dat sprake is van een daling.”
Tot zover geen reden tot enthousiasme. Maar dan komt het Sociaal Cultureel Planbureau met een handige toevoeging: “erfgoed-beoefening”. Wat blijkt? Volgens de meest recente meting van SCP zijn we massaal aan het macrameeën geslagen. Want de beoefening van oude ambachten behoort nu ook tot de actieve cultuurbeoefening:
“Het gaat hierbij om stamboomonderzoek, het bestuderen van de lokale of regionale geschiedenis, een historische persoon of gebeurtenis, het verzamelen en opknappen van historische voorwerpen en het uitoefenen van een oud ambacht.”
Punniken is ook cultuur. Natuurlijk.
4: De zalen worden echt leger.
Wat betreft het podiumkunstaanbod nuanceert de minister het juichverhaal uit het persbericht flink: hoewel er meer publiek komt, zijn de zalen leger. Er zijn namelijk meer voorstellingen, meer theaters. En dat weegt niet tegen elkaar op. Kunnen we daar al iets over zeggen, minister?
“Op basis van de cijfers over een jaar is het nog lastig om hier een conclusie over het effect van de bezuinigingen op de culturele sector te trekken. Een mogelijke verklaring van de stijging is dat veel voorstellingen al geboekt waren voordat bekend werd hoeveel er bezuinigd zou worden. Daarnaast hebben instellingen die deel uitmaken van de basisinfrastructuur met behulp van de frictiekostenvergoeding nog deels in 2013 kunnen doorspelen op het niveau van voor de bezuinigingen.”
Nee, dus. Dit bleek ook al uit de jaarverslagenscan van NRC, een paar weken geleden: er is nog geen enkele conclusie te trekken over het werkelijke effect van de bezuinigingen. En als we naar de bezoekcijfers van de podiumkunsten kijken, moeten we al helemaal treurig worden: “De toename in het bezoek blijft iets achter bij de toename in aanbod, waardoor het bezoek per uitvoering afneemt. De ontwikkeling van het aantal bezoeken aan de VSCD-podia laat vanaf 2009 een dalende trend zien. In 2013 blijft het aantal bezoeken stabiel. Voor bezoeken aan de poppodia geldt dit niet. In 2013 is er sprake van een relatief sterkere afname dan in de jaren ervoor. De vrije theaterproducenten worden met de sterkste afname in het aantal bezoeken geconfronteerd. Ook bij hen gaat het in 2013 relatief beter dan in de periode daarvoor; de afname in het aantal bezoeken is tussen 2012 en 2013 minder sterk dan in gehele periode. Net als bij het aanbod wijkt de trend van de bioscopen en filmhuizen af. Het aantal bezoeken neemt tussen 2009 en 2012 gemiddeld met 3,2 procent per jaar toe, maar tussen 2012 en 2013 is de groei met 0,9 procent gestabiliseerd.
5: Het aantal banen neemt geweldig af, maar dat weten we officieel nog niet.
We citeren het ministerie: “Het aantal banen in de creatieve sector neemt af. In 2012 zijn er ruim 153.000 banen in de creatieve sector, ruim 9.000 minder dan in 2010 (-5,8 procent). De afname is het sterkst in de creatieve zakelijke dienstverlening: vooral tussen 2010 en 2011 neemt hier het aantal banen sterk af. In de kunsten en de media & entertainment vindt de afname vooral plaats tussen 2011 en 2012. Het aantal zelfstandigen neemt in de gehele sector toe. 112 In 2012 zijn er 104.220 zelfstandigen werkzaam in de creatieve sector, ruim 12 procent meer dan in 2010. Vooral tussen 2010 en 2011 neemt het aantal zelfstandigen sterk toe.”
En toen moesten de bezuinigingen nog komen: “Het effect van de bezuinigingen van het Rijk is in deze cijfers nog niet goed zichtbaar, doordat die pas in 2013 effect hebben gekregen.”
Het zou dus best wel eens veel erger kunnen worden, en dat heeft de Raad voor Cultuur ook al laten weten, maar het botert niet erg tussen de Raad en de Minister, want die laatstgenoemde blijft graag positief en vindt dat de Raad onnodig alarm slaat: “Aannames van de Raad voor Cultuur over een afname van 3.000 banen in het gesubsidieerde deel van de sector zijn dan ook nog niet te bevestigen.”
Let op het subtiele gebruik van het woord ‘Aannames’.
Maar goed, ook de minister maakt zich zorgen, zo blijkt uit haar kamerbrief: “Voor veel medewerkers betekende dit dat de werklast omhoog ging of de manier van werken drastisch veranderde. Ook moest afscheid worden genomen van medewerkers. In andere gevallen werd het dienstverband geflexibiliseerd. Mogelijk putten instellingen zich met dergelijke maatregelen uit. Ik vind dit een zorgelijke ontwikkeling. Ik blijf dergelijke ontwikkelingen bij instellingen dan ook goed volgen.”
Dat doen wij ook.
Binnenkort meer.