Het kabinet Rutte verdedigt de BTW-verhoging op de toegangskaartjes voor theaters en concerten met de stelling dat daarmee een uitzonderingspositie voor de kunsten wordt rechtgetrokken. Dit blijkt echter niet waar, zo blijkt uit een reactie van de Orde van Belastingadviseurs op het voorstel.
“De Orde wijst er daarnaast op dat in de toelichting wordt opgemerkt dat voor de podiumkunsten op dit moment een uitzonderingspositie geldt. Dit is echter geen juiste observatie: het verlaagde tarief geldt momenteel immers voor vele vormen van vrijetijdbesteding, zoals bioscoopbezoek, sportwedstrijden en sportdemonstraties, attractieparken, speeltuinen en andere voor vermaak en dagrecreatie ingerichte voorzieningen en kennissen. Voor al deze vormen van vermaak blijft het verlaagde tarief in stand. Na de verhoging van het btw-tarief komen de podiumkunsten juist in een uitzonderingspositie terecht, omdat het een van de weinige vermaaksmogelijkheden zal zijn in het verhoogde tarief. Als een gezin de keuze moet maken om naar kindertheatervoorstelling of de kermis te gaan, om naar een optreden van André Rieu of een attractiepark te gaan, om naar de musical Ciske de Rat of om naar de film Ciske de Rat te gaan, om naar een live operavoorstelling of naar een in de bioscoop uitgezonden operavoorstelling te gaan, zal de verhoging van het tarief voor podiumkunsten de podiumkunsten in een nadeligere concurrentiepositie plaatsen. De maatregel maakt het de podiumkunsten derhalve moeilijker om op een concurrerende markt te opereren, omdat de commerciële marktpartijen die alternatief vermaak bieden, wel van het verlaagde tarief profiteren. Dit vraagt om een nadere toelichting.”
De belastingadviseurs wijzen erop dat de BTW-verlaging voor vrijetijdsbesteding en cultuur in 1998 is ingevoerd om de instellingen te compenseren voor hogere kosten door de arbeidstijdenwet. Die verlaging was dus nooit bedoeld om de entreekaartjes goedkoper te maken. De verhoging van de BTW wordt wel doorgerekend aan de toeschouwers. Verder gaat de maatregel veel geld en tijd kosten in de belastingheffing, zo kondigen de Belastingadviseurs aan:
“Tijdens de rust van een sportwedstrijd vindt vaak een muzikaal optreden plaats. Betekent dit dat de prijs voor de toegangverlening tot het sportevenement moet worden gesplitst in een prijs voor de sportwedstrijd (verlaagd tarief) en voor het optreden (verhoogd tarief)? Hoeveel sportwedstrijd moet er zijn om het optreden mee te laten lopen in het verlaagde tarief van de sportwedstrijd?
Hetzelfde geldt voor musicals die in attractieparken worden opgevoerd en waarvoor geen afzonderlijke toegangsprijs wordt gevraagd en bijvoorbeeld voor spookhuizen op kermissen, die het ritje door het spookhuis opluisteren met acteurs. Ook kan de vraag gaan spelen waar de grens ligt tussen gymnastische oefeningen op muziek, ballroomdansen en kunstschaatsen op muziek enerzijds en balletvoorstellingen, musicals en holiday on ice anderzijds.”
Iedereen die wel eens een belastingaangifte heeft ingevuld, snapt waar de schoen gaat wringen. Maar het wordt nog leuker:
“Moet er een prijsuitreiking zijn wil er sprake zijn van een sportwedstrijd? Dat lijkt niet het geval te zijn, want sportdemonstraties (dus kennelijk zonder wedstrijdkarakter) vallen ook onder het verlaagde tarief. Moet het plaatsvinden in een sporthal? Betekent dit dat een voorstelling van de plaatselijke volksdansgroep of balletschool in het culturele centrum belast is tegen het 19% tarief, terwijl een demonstratie van de majorettes en de turnvereniging in de plaatselijke sportzaal tegen het verlaagd tarief worden belast? Het publiek van beide evenementen zal vergelijkbaar zijn en – anders dan in de toelichting op het wetsvoorstel wordt aangenomen – niet primair uit personen uit de hogere inkomensklassen bestaan. Bovendien roept dit de vraag op of een muziekconcours of theatersport, waarbij ook sprake is van een competitie voor een prijs, dan wel als sportwedstrijd kan worden aangemerkt en dus tegen het verlaagd tarief kunnen worden bezocht. Het vervallen van het van toepassing zijn van het verlaagde tarief levert kortom een grote hoeveelheid vragen op.”
En op die vragen verwachten wij dan wel weer een keertje een antwoord.
Het hele stuk van de beelastingadviseurs is hier te downloaden: Commentaar nota’s van wijziging BP 2011
Dank voor de reacties! Het blijkt een complexere rekensom dan ik even dacht te maken op zaterdagmiddag.. Inmiddels heeft het kabinet de beslissing overgelaten aan de PVV. En gaat de verhoging door.
Volgens een onderzoek van bureau Berenschot vertegenwoordigd de culturele sector een waarde van €70 miljard doordat de horeca, het toerisme, de ondersteunende bedrijven en de creatieve industrie worden gestimuleerd. Mij lijkt dit bedrag bijzonder hoog, maar zelfs als je aanneemt dat slechts een deel van die omzet in werkelijkheid gegenereerd wordt door de culturele sector, dan nog lijkt mij de investering die de overheid doet in kunst/cultuur gerechtvaardigd, en bezuinigingen op deze sector juist in het huidige economische klimaat zeer onverstandig.
Ook stelt Bureau Berenschot tijdens het Paradisodebat (afgelopen augustus) dat bezuinigingen op de culturele sector heel snel tot gevolg zal hebben dat culturele instellingen om zullen vallen, omdat de financiële positie van deze instellingen al zijn uitgehold door eerdere bezuinigingen. Als je denkt aan de BTW- opbrengsten maar ook aan inkomstenbelasting, en WW kosten voor al die mensen die werkeloos dreigen te worden in de culturele sector en gerelateerde sectoren, lijkt het mij aannemelijk dat deze bezuinigingsmaatregelen de schatkist uiteindelijk veel meer geld zullen gaan kosten dan dat ze opleveren.
http://www.berenschot.nl/algemeen/overige_items/nieuws/nieuws/nieuws_2010/presentatie_en/
Er is inderdaad geen rekening gehouden met teruglopende bezoekersaantallen in de berekening van Weekers (VVD). Dit zal echter wel gebeuren. De prijselasticiteit in de podiumkunsten is gemiddeld een factor van 0,6 (APE-Rotterdam). Dit betekent dat bij een prijsstijging van 12,2 % (werkelijke stijging bij deze verhoogde BTW) er een terugval is in verkoopaantallen van 7,3%.
Echter zal dit percentage volgens APE hoger uitvallen wanneer de koopkracht daalt en dat is komende jaren nogsteeds de verwachting. Hiermee komt de terugval al gauw op minimaal 10%.
Hierbij komt nog dat inderdaad een groot deel van het gesubsidieerd aanbod dreigt te vervallen door de enorme bezuinigingen aan die kant. Er gaan in verhouding meer mensen naar deze ‘hoge kunsten’ dan naar de commerciele uitvoeringen dus ook daar valt nog flinke uitval van toeschouwers te verwachten.
De geschatte opbrengst van 90 miljoen is daarmee zeer onrealistisch.
Bijna, sorry dat ik het zeg, een leugen.
@ Berend over secundaire inkomsten heb je helemaal gelijk. De totale 17 miljoen podiumbezoekers geven alleen in de horeca al 92 miljoen per jaar uit.
Dank je Miriam! Had al een voorgevoel…was wel erg veel.
Maar ik blijf wel van mening dat men zich met deze bezuinigingen vergist. Denk dan ook aan parkeergelden, OV inkomsten, horeca etc.
Wat Dikkers waarschijnlijk bedoeld is dat er uit wordt gegaan van 700 mln ‘omzet’ in de culturele sector. 90 mln is ongeveer 13% van 700 mln. De huidige opbrengst aan BTW is dan, zoals Miriam zegt, 42,5 mln bij een tarief van 6% en zal 131,5 mln zijn bij 19%.
Maar wil de overheid echt verlies gaan leiden, ondanks de BTW verhoging dan moet de gehele omzet dalen naar zo’n 220 mln. Dat is dus 480 mln minder omzet. Dat is ook met zo veel bezuinigingen onwaarschijnlijk. Het gaat immers om een verdreidubbeling van het tarief.
Het interessante van Dikkers comment is dat de 90 mln die de overheid denkt binnen te krijgen op de verhoging van de BTW zeer twijfelachtig is te noemen. Er wordt in de berekeningen van de overheid blijkbaar uitgegaan dat het aanbod en de bezoekersaantallen gelijk zullen blijven. Hoeveel dit achter uit zal gegaan blijft speculeren. Maar dat het minder wordt dan die 90 mln lijkt me inderdaad zeer waarschijnlijk.
Als met 13 procentpunt stijging 90 miljoen meer belasting wordt opgehaald, verwacht de overheid in totaal (90/13)*19 = 131,5 miljoen euro op te halen. Bij een 6%-tarief zou dat dus 131,5 – 90 = 42,5 miljoen euro bedragen, geen 700.
Erg grappig! Vraag me trouwens af of er wel goed gerekend wordt: met de btw verhoging van 13% wil men 90 miljoen extra ophalen. dat betekent dat er nu al zo’n 700 miljoen aan btw inkomsten uit kaartverkoop is, zo’n beetje het hele bedrag dat aan podiumkunst subsidie wordt geïnvesteerd… (700 x 13% is 91) Maar of die inkomsten gehaald worden: doordat die 13% wordt doorberekend is de verwachting dat bezoekersaantallen terug zullen lopen. Als daarnaast 200 miljoen bezuinigd wordt plus de bezuinigingen vanuit de gemeentes zal minimaal 40% van het huidige aanbod verdwijnen. Dat is dan 280 miljoen minder btw inkomsten.
Daarnaast: die 200 miljoen subsidie die bezuinigd moet worden, werd normaal gesproken voor een deel omgezet in loonkosten, waarover loonbelasting en premies werden betaald. Ook deze inkomsten komen dan te vervallen..
Reacties zijn gesloten.