Papageno pronkte gisteravond zonder zijn verenpracht. Sterker nog, de hele regie van Une flûte enchantée was een onopgesmukt genoegen. Sober. Integer. Je kunt een Nederlands publiek niet wilder krijgen dan met een dergelijke aanpak. Complimenten dus, voor Peter Brook.
In het Muziekgebouw aan het IJ was de Nederlandse première van Brooks bewerking van Die Zauberflöte van Mozart. De productie draaide in februari met dezelfde cast in zijn eigen theater in Parijs, Le Théâtre des Bouffes du Nord. Het was tevens de allerlaatste regie van de 85-jarige regisseur daar. Neemt hij helemaal afscheid van zijn immense carrière? Het is nog niet duidelijk.
Stel je een magische wereld voor. Hoe ziet dat er uit in de ogen van Brook? Het toneelbeeld was leeg en duister, opgelicht door de bleke weerschijn van verspreid staande bamboestammen. Een alchemist, de acteur William Nadylam, brouwde een plot. Uit het niets toverde hij een fluit te voorschijn. Uit zijn vloeiende handen en lokkende stem ontrolde zich een verhaal over goed en kwaad.
Tenminste, goed en kwaad zoals Mozart het zag. Dus tussen de twee polen staat niets vast. Als het al twee polen zijn. Het is een thema waar Brook zich zeker bij thuis voelt. In de versimpelde versie bleef de ambiguïteit overeind, maar er moest ook veel wijken. De drie dames, de drie jongens, de drie priesters: weg. Het libretto zoals Emanuel Schikaneder het ooit bedoelde: weg. De orkestratie van Mozarts muziek: weg.
De ouverture duurde niet langer dan een paar maten en werd ingezet door Franck Krawczyk, rechts op het podium aan de vleugel. Naast dat Mozarts grappige instrumentatie door deze vereenvoudiging verdween, had de voorstelling helaas wat weg van een voorspeelavond. Aan de andere kant kregen de door Krawczyk begeleide zangers wel alle aandacht.
Brook stelde ooit in een interview dat er maar weinig goede theaterregisseurs zijn en nog veel minder goede operaregisseurs. Dat is natuurlijk de schuld van die zangers. Verwonderd stilstaan bij een prachtig aanzwellende toon, niets heerlijker dan dat. Het is de kunst van een regisseur om zangers te laten vergeten dat ze zanger zijn.
In het mystieke woud van Une flûte enchantée bewogen de zeven zangers en twee acteurs zich moeiteloos. Thomas Dolié was een natuurgetrouwe Papageno met een warm geluid. De rol is heerlijk dankbaar, en daar maakte hij gebruik van. Met rollende ogen en mompelende verwensingen volgde hij Tamino naar het rijk van Sarastro, de lachers steeds op zijn hand.
Geheel aan de andere kant van het spectrum stond de Koningin van de Nacht. Met een spatzuivere toon en een lichte toets was Malia Bendi-Merad gisterenavond de perfecte belichaming van Brooks ideeën. Ze verlokte Tamino met onschuldige stem. Ze verscheurde het loyale hart van haar verloren dochter, die haar handen op haar oren drukte terwijl haar moeder hysterisch om wraak eiste in Die Hölle Rache. Ze verlaagde zich zelfs tot samenwerken met de gluiperige Monostatos. Geheel logisch waren haar acties om Pamina terug te krijgen.
Een aanval van de alchemist op het bamboebos maakte een eind aan de tweespalt. Eensgezind speelden de zangers en acteurs een soort mikadospel om weer rust en orde te krijgen. Aan de vooravond van de Culturele Kaalslag was het goed toeven met deze ongekunstelde, maar zeer krachtige voorstelling.
Reacties zijn gesloten.