Steve McQueen is een kunstenaar die grote en moeilijke onderwerpen op een fysiek tastbare manier vertelt. Hongerstaking, seksverslaving en onze ongemakkelijke houding tegenover mannelijke seksualiteit, slavernij. Het zijn de dingen die we liever niet meer zien, niet willen bespreken en al helemaal niet willen voelen. In zijn speelfilms weet McQueen een evenwicht te vinden tussen het esthetische en het fysiek bijna ontolereerbare. Het mooie van zijn beelden maakt de inhoud des te schrijnender.
In zijn installaties komen vergelijkbare thema’s terug, maar op een abstractere manier. Een manier die je tijd moet geven, maar die zo indrukwekkend is wanneer je dat doet. Dat geldt zeker voor zijn End Credits dat gedurende het hele Holland Festival te zien is in Loods 6.
McQueen is vooral bekend als filmregisseur van Hunger, Shame en de oscarwinnende film Twelve Years a Slave, en minder van zijn werk dat in de galerie wordt getoond. Toch ligt daar zijn oorsprong als maker en won hij voor zijn veertigste al de Turner Prize. Inmiddels bestaat zijn prijzenkast ook nog uit een fellowship van het British Film Institute (BFI) en is hij Commander of the British Empire. En dat terwijl hij door geïnstitutionaliseerd racisme bijna putjesschepper was geworden. Als het aan zijn middelbare school lag.
Hoeveel FBI documenten heeft een mens nodig?
End Credits laat de FBI bestanden zien die over een enkele persoon, Paul Robeson, zijn aangelegd in de periode tussen 1941 en 1976. Duizenden pagina’s rollen 6 uur lang over grote schermen terwijl ‘neutrale’ stemmen voorlezen uit de documenten. De teksten gaan te snel om helemaal mee te kunnen lezen en je kunt ook niet luisteren en lezen tegelijk. Dat is frustrerend, omdat we geconditioneerd zijn om alle informatie die ons wordt aangeboden ook te willen zien en horen.
Toch werkt dat hier heel goed. Niet alleen is de omvang van het dossier zo overweldigend dat het dus niet mogelijk is om het allemaal tot je te nemen, ook bekroop mij een raar soort voyeurisme. Ik wil alles weten over documenten waarvan ik eigenlijk vind dat ze er helemaal niet zouden moeten zijn. En dat zet me aan het denken over mijn positie als kijker en als burger, als lid van een samenleving. Hoe verhoud ik me hiertoe?
Af en toe zie je transcripties van telefoongesprekken, compleet met de hello’s en bye’s. De namen van de informanten worden niet vrijgegeven, alleen of ze betrouwbaar geacht worden of niet. Alle persoonlijke details van Paul Robeson kunnen we wel lezen. En hoe gevaarlijk kan een zanger nou eigenlijk zijn? En wat was erger? Dat hij zwart was of dat hij communist was? Maar was hij nou niet communist geworden omdat hij in de USSR voor het eerst geen last had van racisme?
Wie was Robeson eigenlijk dat hij zo gevaarlijk was?
Ik moet eerlijk bekennen dat de naam Paul Robeson me niet veel zei. Zanger, dat wist ik nog net. Maar dat hij een van de eerste zwarte studenten aan een Ivy League universiteit was, de eerste advocaat bij een gerenommeerd kantoor (dat hij verliet toen de secretaresse niet door hem gedicteerd wenste te worden wegens zijn huidskleur), succesvol acteur, advocaat, activist èn zanger, dat wist ik niet. Ook niet dat hij tegen lynchen streed. Helaas wel dat dat in de jaren ’40 nog nodig was. Ook kwam ik erachter dat hij in de Spaanse Burgeroorlog vocht en op tournee was geweest in de Sovjet-Unie. Terug in de VS werd hij lid van de communistische partij en werd hij – dus – een verdacht persoon waarvan op zeker moment zelfs het paspoort werd afgenomen.
Hoe ongehoord ingrijpend de FBI in zijn leven rondgraaide en alles vastlegde roept veel vragen op. Ook over het hier en nu. De kracht van dit werk, en van Steve McQueen, is dat hij met een zekere afstand alles toont. Hij gaat je niet vertellen wat je moet denken, vragen, voelen. Door lang te kijken, te luisteren en alles op je af te laten komen, ontstaat er langzaam een ontluisterend beeld van wat Robeson voor de kiezen heeft gekregen. En dat zegt weer veel over de tijd waarin hij leefde en of we wel ver genoeg zijn gekomen sindsdien.