Maandag 15 april 2019, deze datum staat voorgoed in ons geheugen gekerfd. Ik hield het niet droog bij de beelden van de allesverzengende brand in de Notre-Dame de Paris. Net als miljoenen anderen zat ik urenlang met ingehouden adem aan mijn schermpje gekleefd: dit mag niet waar zijn! Toen de structuur, de roosvensters en zelfs het orgel gered bleken sprongen mij opnieuw de tranen in de ogen. Een wonder was geschied. Het gouden kruis stond fier overeind in de rokende puinhopen – je zou er haast religieus van worden.
Dat het vuur uitgerekend toesloeg in de week voor Pasen lijkt symbolisch. De Notre-Dame als verpersoonlijking van Christus, die zijn lijdensweg manmoedig volbrengt maar uiteindelijk zegeviert en opstaat uit zijn graf. De uitvoeringen van Bachs Matthäus-Passion zijn in deze periode amper nog te tellen. Daarnaast klinken – op bescheidener schaal –verschillende versies van het Stabat Mater. Hierin staat niet het lijden van Christus centraal maar het verdriet van zijn moeder, Notre Dame.
Iconische kerk versus naamloos slachtoffer
Toen binnen no-time een miljard euro binnenstroomde voor de restauratie van de iconische kathedraal klonk meteen ook flink gemor. Die gulle miljardairs doneren hun vermogen enkel ter eigen eer en glorie. Kunnen we dat geld niet beter gebruiken om het klimaat te redden? Waarom geld besteden aan een hoop stenen, terwijl oorlogsvluchtelingen creperen in armzalige kampen? Ja, de wereld staat in brand.
Toch kunnen we ons makkelijker vereenzelvigen met de Notre-Dame dan met naamloze slachtoffers van oorlog en geweld. Die krijgen een stem in het orkestwerk Musique pour l’esprit en deuil van Rudolf Escher. Hij componeerde het in 1943 en het wordt donderdag 25 april uitgevoerd door het Radio Filharmonisch Orkest in TivoliVredenburg.
Escher en zijn vrouw Beatrijs woonden aan de Rotterdamse Leuvehaven toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak. Ze hadden geen telefoon of radio. Toen ze op 14 mei 1940 Duitse watervliegtuigen over de Maas zagen scheren trokken ze nieuwsgierig naar de Maasbrug. Ze waren eerder verrast dan bang.
Partituren verbrand
Zodra ze rubberboten en mitrailleurs aan wal zagen komen, keerden ze als de wiedeweerga terug naar huis. ‘Ik heb een tandenborstel gepakt en we zijn naar Kralingen gefietst, waar mijn ouders woonden’, zei Beatrijs Escher hierover. Tijdens het bombardement schuilde de familie er in het souterrain. Een bom sloeg in op twintig meter afstand, waarna ze per auto naar Reeuwijk vluchtten. Toen Rudolf Escher de volgende dag ging kijken bleek hun woning compleet verwoest. Ook de vleugel en nagenoeg alle partituren waren in vlammen opgegaan. Met ongeveer 80.000 anderen werd het gezin dakloos, er kwamen naar schatting 650 tot 900 mensen om.
Escher weigerde lid te worden van de Kultuurkamer en ondernam zelfs koeriersdiensten voor de sabotagegroep van verzetsman ‘Witte Klaas’. Dat maakte het leven er uiteraard niet makkelijker op. In 1942 begon hij aan Musique pour l’esprit en deuil (Muziek voor de geest in rouw), dat hij een jaar later voltooide. Hierin schetst hij treffend de sombere en dreigende sfeer van die vroege oorlogsjaren.
Flamenco-melodie
Het eendelige stuk opent met aangehouden tonen van twee harpen in de allerlaatste regionen, begeleid door dreigend tromgeroffel. Het strijkorkest speelt angstige tremoli, eveneens in het lage register. Na deze getroebleerde inleiding ontstaan enkele melodieën van houtblazers en violen in de hogere regionen. Deze worden echter gesmoord voor ze zich volledig kunnen ontplooien.
‘De lyriek moet dood’, schreef Escher in een eigen toelichting. ‘Onrust en dreiging treden in de plaats van verwachting en lyriek.’ Als teken van hoop vlamt na een minuut of vier een flamenco-achtig gegeven op in de trompet. Ook dit moet echter wijken ‘in het wassend tumult’. Een marsdreun leidt tot een dynamisch hoogtepunt, waarna de motieven uit de lage registers terugkeren.
Aan het slot speelt de trompettist opnieuw de flamenco-melodie en ditmaal kan zij ongestoord ten einde klinken. In plaats van te besluiten op een sombere toon biedt Musique pour l’esprit en deuil zo troost en verzoening. Niet voor niets wordt het stuk vaak uitgevoerd rond de dodenherdenking van WOII.
Partituren opgestookt
Het had overigens weinig gescheeld of ook deze partituur was door het vuur verzwolgen. Escher was uitgesproken zelfkritisch en stookte flink wat composities op in zijn kolenkachel. Musique pour l’esprit en deuil onderging vier revisies, maar bleef gelukkig gespaard voor de vlammen. Ruim zeven decennia na zijn ontstaan biedt het stuk nog altijd troost aan een wereld in rouw.
Tijdens het bombardement op Rotterdam werd de Sint-Laurenskerk zwaar beschadigd. Deze werd in alle glorie gerestaureerd. Moge dit ook gelden voor de eveneens Middeleeuwse Notre-Dame.
Het concert op 25 april vormt onderdeel van het AVROTROSVrijdagconcert en wordt live uitgezonden op Radio 4. Naast Musique pour l’esprit en deuil staat ook Das Lied von der Erde van Mahler op het programma. Info en tickets hier.