Toen bleek dat ze verliefd was op een meisje ontvluchtte ze haar ongelukkige jeugd bij haar strenggelovige adoptieouders. Het boek dat ze daarover schreef, Oranges Are Not the Only Fruit, maakte haar in één klap wereldberoemd. Maar als volwassene kreeg ze alsnog de rekening gepresenteerd. Het was haar kat die haar redde haar van een zelfverkozen dood. Zeven levensvragen aan Jeanette Winterson, van wie begin juni de nieuwe roman Frankusstein verschijnt. ‘Ik heb een tweede kans gekregen.’
1. Wat was het gelukkigste moment van uw leven?
‘Dat is nu. Soms loop ik door mijn garage en denk ik: je had nu dus dood kunnen zijn. Dan voel ik dat ik aan iets enorms ben ontsnapt. Hoewel ik geen goede start heb gehad, ben ik van nature een opgewekt, positief mens. Maar nadat ik in 2007 mijn adoptiepapieren vond en mijn toenmalige vriendin bij me wegging, stortte ik in. Het was de crisis van mijn leven, die ik heb beschreven in mijn boek Waarom gelukkig zijn als je ook normaal kunt zijn? Mentaal ben ik lenig, ik weet dat de waarheid niet zwart-wit is en kan zaken vanuit verschillende perspectieven bekijken. Maar emotioneel was ik dat niet; dingen moesten gevoelsmatig eenduidig voor me zijn. Met gecompliceerde gevoelens kon ik niet omgaan. In 2008 zat ik geestelijk en emotioneel zo vast, dat ik geprobeerd heb mezelf te vergassen met mijn auto.
Als mijn kat die nacht niet in de garage was geweest en me in mijn gezicht had gekrabd, had ik het er niet levend afgebracht. Het voelt alsof ik een tweede kans heb gekregen. Elke dag besef ik dat ik er nog ben. Het is alsof al mijn zintuigen zijn wakker geschud. Sindsdien begin ik mijn dag met hardlopen en een korte meditatie. Ik wil mijn dagen bewust meemaken in plaats van te leven op de automatische piloot of vanuit gewoonte; ik wil niet door de week heen racen, zoals zo veel mensen doen, maar echt aanwezig zijn.
Bang nog eens zo’n inzinking te krijgen ben ik niet, al zullen er zeker uitdagingen komen. Susie, met wie ik vorig jaar ben getrouwd, is dertien jaar ouder dan ik, dus de kans is groot dat zij eerder zal sterven dan ik. Dat zal ik dan het hoofd moeten bieden. Maar deze crisis was het gevolg van dingen die in het verleden begraven lagen, en dat liggen ze nu niet meer.’
2. Wat is de grootste tegenstrijdigheid in uzelf?
‘Ik heb compassie voor de mensheid, maar ik hou niet van mensen. Ik ben solitair van aard. Als iemand mij aanklampt, zal ik diegene helpen, want ik wil een verschil maken voor anderen. Maar mijn idee van de hel is: een diner bijwonen waarbij ik de helft van de mensen ken en de andere helft niet. Als ik bij een etentje met allemaal onbekenden moet praten, ben ik na afloop compleet kapot, en moet ik een hele dag bijkomen.
Mijn vrouw Susie is heel sociaal en doet niets liever dan etentjes geven en nieuwe mensen ontmoeten. Dan poets ik het hele huis, koop de wijn, kook en maak alles gezellig, verwelkom iedereen en na een uur verdwijn ik geruisloos. Susie en ik wonen ook niet samen, we zijn te verschillend. Waarom zouden we onze relatie verpesten? Vaak is het zo dat mensen verliefd worden en vervolgens de rest van hun leven bezig zijn om de ander te veranderen. Maar zeker als je al ouder bent en je levens niet zo versmolten zijn als wanneer je jong bent, moet je daar verstandig in zijn.
Ik ben graag alleen. Ik heb een huis op het platteland en op een ideale dag zie en spreek ik niemand. Wekenlang niet hoeven praten vind ik héérlijk. Publieke optredens doe ik graag, voor tweeduizend mensen een festival openen is voor mij geen enkel probleem. Op die manier voel ik me wél comfortabel bij een groep – misschien komt dat doordat ik ben opgegroeid in de Pinkstergemeenschap en voorbestemd was om zendelinge te worden.
Dieren begrijp ik veel beter dan mensen. Ik kan het gezicht van anderen niet goed lezen. Misschien is het de prijs van mijn bizarre opvoeding. Mijn jeugd was geïsoleerd; mijn adoptievader was vooral aan het werk en mijn adoptiemoeder, mevrouw Winterson, was onberekenbaar. Ze had een emotieloos gezicht, een soort masker. Ze sprak vaak in Bijbelteksten en praatte soms ineens lange tijd niet, ik werd regelmatig ’s nachts buitengesloten, en dan was er nog de mogelijkheid dat ze me zou neerschieten met haar pistool dat tussen de stofdoeken lag. Ik heb er een hoge alertheid aan overgehouden; ik ben ofwel zeer alert ofwel diep in slaap. Als ik schrijf, ben ik het beide tegelijk: ik bevind me in een verhoogde realiteit omdat ik zo geconcentreerd en aanwezig ben, terwijl ik intuïtief, onbewust bezig ben en mijn verbeelding aan het werk is. Dat gevoel van in een droomstaat verkeren én totaal bewust zijn, is geweldig.’
3. Wat zou u nog willen goedmaken?
‘Als ik de relatie met mijn adoptieouders zou kunnen herstellen, zou ik het doen. Ik vind het verdrietig dat het zo slecht heeft uitgepakt – zij konden niet van mij houden, en ik daardoor niet van hen. Toen mevrouw Winterson overleed, was ik 30. De enige die iets had kunnen repareren was ik, zij was daar niet toe in staat. Maar op dat moment was ik er nog niet klaar voor.
De liefde die je als kind krijgt – of niet –, is vormend. Ik dacht dat liefde altijd over verlies ging, over pijn, afgescheidenheid en conflict. En als dat er niet was, zorgde ik er onbewust zelf wel voor, want zo had ik het geleerd. Mijn relaties hadden altijd een dramatisch randje en liepen slecht af. Ik wist niet hoe het moest, liefhebben. Dat heb ik moeten leren.
Als er meer tijd was geweest, had ik uiteindelijk van mijn ouders kunnen houden. Vroeger kon ik geen compassie voor hen voelen, maar nu realiseer ik me hoe hun levens zijn geweest. Ze hadden niets; geen hoop, geen toekomst, ze zaten opgesloten in hun beperkte leven. Het spijtige is dat ze uiteindelijk hadden kunnen hebben wat ze wilden. Ik ben aan de armoede ontsnapt, en daar hadden zij van kunnen meeprofiteren.
Ze waren dol op kerst, het waren de enige twee weken van het jaar dat ze echt gelukkig waren en dat het in huis gezellig was. Tijdens het schrijven van Kerstdagen, mijn boek met kerstverhalen waarin ik terugga naar die tijd, voelde ik medelijden met hen. In mijn creatieve werk zoek ik naar antwoorden, naar betekenis, naar heling. Misschien was dat boek dus wel alsnog een soort handreiking.’
4. Wat was de beste beslissing van uw leven?
‘Met Susie trouwen. En als het gaat om mijn hele leven van daarvoor: het huis uit gaan. Ik was zestien toen ik vertrok. Een paar maanden woonde ik in een auto. Die fysieke ontbering vond ik niet erg; thuis hadden we het ook niet breed, we hadden geen badkamer, geen toilet in huis, geen verwarming, en ook niet veel te eten. Ik was dus al gewend aan karige omstandigheden. Tegenwoordig zijn we bang voor ontbering, en nemen we soms de verkeerde beslissingen om ons comfortabele leven maar niet te hoeven opgeven. Maar als een situatie slecht voor je is, hoe comfortabel ook, dan moet je wegwezen.
Het was spannend om weg te gaan, maar niet zo spannend als thuis wonen. Nu was ik vrij, had ik mijn eigen plek waar ik kon lezen – thuis was dat verboden – en hoefde ik niet continu nerveus te zijn over wat er kon gebeuren. En toen ik een paar jaar later in Oxford ging studeren, veranderde dat alles: mijn mogelijkheden en kansen, mijn toekomst, de mensen die ik ontmoette. Ik vond het geweldig om serieus te kunnen studeren en omgeven te worden door boeken.
Mijn relatie met Susie is bevrijdend geweest voor mij, omdat ze emotioneel volwassen is en mij de kans heeft geboden dat ook te worden. Wie niet goed is in voelen, zoals ik vroeger, is vaak geneigd tot grote gebaren – ik ga weg, ik wil je nooit meer zien! Dat is een uiting van een gebrekkige emotionele huishouding. Om diezelfde reden komen sommige mannen met enorme diamanten aanzetten bij hun vrouw: niet omdat ze zoveel voelen, maar juist omdat ze zo weinig voelen. Als je niet goed van iemand anders kunt houden, kun je ook niet werkelijk van jezelf houden. Ik was oordelend en streng, en ik was een veronachtzamende partner. Dat ben ik nu niet meer. Ik veronachtzaam mezelf ook niet meer.
Ik wist niet dat liefde zo betrouwbaar kon zijn als de zon. Soms is het bewolkt en zie je de zon niet, maar weet je wel dat die er is. Ik vind dat ongelooflijk om te ervaren, zowel in mijzelf als binnen mijn relatie. Getrouwd zijn, de afspraak die we met elkaar hebben gemaakt, voelt heel krachtig. Als we ruzie hebben, weten we van elkaar dat we er niet vandoor gaan. Die grote gebaren zijn niet nodig. Nee, ik ga níét weg. Dus kun je net zo goed ophouden met ruziemaken en er de lol van inzien.’
5. Waar heeft u het meest spijt van?
‘Voor veel mensen ben ik er niet geweest op een belangrijk moment. Ik ben altijd heel erg gedreven geweest in mijn werk. Het beeld van de eenzame genie die aan het scheppen is – volstrekte onzin natuurlijk, maar ik geloofde erin. Zo dacht ik ook altijd dat wanneer ik met een man zou samenleven – ik ben biseksueel –, ik nooit zou kunnen schrijven, omdat ik dan voor hem en de kinderen zou moeten zorgen. Ik vond dat je volstrekt gefocust moest zijn op je werk. Gaandeweg ben ik me gaan realiseren dat ik leefde naar een mannelijk idee van kunstenaarschap: ik ben aan het werk en iedereen moet uit mijn buurt blijven. Ondanks mijn feminisme had ik dat nooit in de gaten gehad. Onze maatschappij draait nog steeds op zulke ouderwetse, moeilijk te veranderen, mannelijke structuren, zoals de gedachte dat je van 9 tot 5 op je werk aanwezig moet zijn. En het engste zijn de ideologieën die je zonder het te weten hebt geïnternaliseerd.’
6. Wat ziet u als u in de spiegel kijkt?
‘Een van de eerste dingen die ik ’s ochtends doe, is naar mijn spiegelbeeld lachen: goedemorgen Jeanette! Ik voel me comfortabel in mijn lichaam. Daar heb ik geluk mee, want de meeste vrouwen – en steeds meer mannen ook trouwens – maken zich enorm druk over hun uiterlijk onder invloed van de schoonheidsindustrie. Ik heb daar geen last van. Ik ben 1 meter 50, maar mijn lengte heb ik nooit als een probleem ervaren. Als je klein bent, moet je slim zijn, jezelf uit situaties kunnen kletsen, je snel uit de voeten kunnen maken. Ik vond het fijn om overal tussendoor te kunnen glippen en me te kunnen verstoppen. Het past mij om klein te zijn. Soms ga ik op een stoel of een trapje staan om te kijken hoe de wereld eruitziet voor langere mensen, zoals ik ook weleens op handen en voeten door het huis kruip om te ervaren hoe het is voor mijn kat en mijn hond. Maar ik zou niet langer willen zijn dan ik ben. Of ik mijn geringe lengte compenseer? Ha, zoals Napoleon bedoel je? Ja, er is vast een bepaald verband tussen mijn lengte en mijn ambitie. Het zijn altijd de kleintjes voor wie je moet oppassen, die zijn het gevaarlijkste. De kleine honden zijn degenen die bijten.’
7. Waar draait het voor u om in een relatie?
‘Kunnen leven met het feit dat de ander anders is. De ander in staat stellen zichzelf te zijn, en je te blijven herinneren dat dat nou juist was waarom je van die persoon houdt. Een van de voordelen van ouder zijn, is dat je niet iets van de ander verlangt wat diegene niet kan geven. Susie houdt ervan op stap te gaan, en ik vind het geweldig dat ze dat doet, als ik maar niet mee hoef. Zij gaat met vriendinnen naar de musical – ik háát musicals. Ik hou van opera, zij absoluut niet. Susie en ik kijken elkaar weleens aan: maar goed dat we niet op een datingsite hebben gezocht, want dan hadden we elkaar nooit ontmoet. We hebben vrijwel niets gemeen. En daar moeten we dan altijd heel hard om lachen.’