Voor De Stadsbron interviewde ik Patrick Nederkoorn, cabaretier, maar in een vorig leven ook politicus, over zijn stad, Amersfoort:
Je hebt hier acht jaar lang een beslissende rol gehad in de politiek. In je programma reken je daar een beetje mee af. Je stelt dat je heel erg op vorm was, en soms inhoud verkocht waar je later helemaal niet achter bleek te staan. Daar ben je later zelfs nog mensen in gaan trainen.
‘Dat is een beetje opportunistisch geweest. Een tijdschrift vroeg mij iets te vertellen over theater en politiek en toen dacht ik: daar kan ik munt uit slaan, dus toen heb ik een website gemaakt. Ik geloof dat ik in zes politieke fracties door het land heen getraind heb. Misschien iets meer. Dat was heel erg op vorm en performance.’
Nu kijk je daar anders tegenaan. Is ‘Ik betreur de ophef’ een afrekening?
‘Ik zie mijn voorstelling helemaal niet als een aanklacht tegen de politiek. Ik hemel de mensen die goed zijn juist heel erg op. Ik heb wel moeite met degenen die erin zitten en zich vereenzelvigen met het spel. Dat is wat ik belicht en ik denk ook dat ik dat gedaan heb. Ik was daar ook heel goed in.’
Inmiddels is er een nieuwe Raad en een nieuwe wethouder van cultuur waar iedereen die ik spreek best blij mee is. In haar cultuurvisie staat ook dat ze wil dat Amersfoort een eigen verhaal krijgt. Wat zie jij voor mogelijkheden?
‘Het eerste waar ik aan denk bij het verhaal van Amersfoort is: Vinexwijken. Deze stad is in de afgelopen jaren verdubbeld in inwonertal. Het is een uit de kluiten gewassen stadje. Het zorgt ervoor dat er veel mensen wonen die hier een plek zochten waar ze met hun gezin konden zijn en makkelijk naar hun werk konden. Verder had je een actieve club in het centrum en die paar wijken daaromheen. Dat zijn twee werelden.’
‘Dat zie je ook in de culturele hoek. Die wordt bepaald door mensen die altijd al in dat centrum actief waren: mensen die hier in de jaren zeventig een kunstopleiding hebben gevolgd.’
‘Daarna is alles wat met hogescholen te maken heeft uit Amersfoort geschrapt. Dus niemand is er weer teruggekomen. Net als in Kampen, waar eind jaren tachtig de kunstacademie vertrok, moeten we het van díe specifieke groep kunstenaars hebben.