Choreograaf Ernst Meisner (1982) is artistiek coördinator van de Junior Company van Het Nationale Ballet en artistiek leider van de Nationale Balletacademie. Als voormalig danser weet hij dat je de repetitiestudio uit moet, het toneel op. Daarom zorgt hij ervoor dat zijn dansers en dansers in opleiding zoveel mogelijk voor publiek blijven dansen, ook al zijn de voorstellingen vanwege corona online.
‘Ik danste al toen ik vier jaar was; ik was erg verlegen en dan hoefde ik niet te praten. Na de zevenjarige vooropleiding van de Nationale Balletacademie in Amsterdam ben ik naar Londen gegaan voor de hbo-vervolgopleiding aan de Royal Ballet School. Na slechts een paar maanden kreeg ik al een baan aangeboden als danser bij het Birmingham Royal Ballet. Ik heb daar een kerstvakantie thuis over zitten wikken en wegen en toen de gok genomen die baan af te slaan. Mijn klasgenoten verklaarden me voor gek, maar na een jaar werd ik aangenomen bij The Royal Ballet. Opgenomen worden in de eredivisie van ballet was een droom die werkelijkheid werd.’
Teleurstelling
‘Toen ik auditie deed voor het Stuttgart Ballet, ging Marijn Rademaker er met de baan vandoor. Ik was daar zo teleurgesteld over, toen ik alleen in het vliegtuig terug naar huis stapte. Maar ik weet dat het bij het vak hoort. Als danser in een gezelschap ben ik vaak teleurgesteld: rollen die je niet krijgt of promotie die je niet maakt op het moment dat jij vindt dat je al heel veel hebt bereikt. De ‘castlijst’ waarop staat wie welke rol krijgt in een productie is een graadmeter voor een danser op welk niveau hij of zij staat. Het gebeurde niet zo vaak dat die ‘castlijst’ precies zei wat ik hoopte. Daarmee omgaan hoort bij het dansberoep, maar het blijft moeilijk, zelfs als je het al twintig jaar doet.’
‘Bij The Royal Ballet hadden we choreografic workshops of avonden waarop dansers zelf dingen mochten maken. Ze hadden destijds net nieuwe studio’s gebouwd en een studiotheater, ‘Clore Studio Upstairs’. In het begin was dat nog niet professioneel geprogrammeerd, dus dat was een geweldige creatieve ruimte die wij zelf mochten innemen. Wij bedachten avonden tussen het drukke rooster van 130 voorstellingen per jaar die we dansten door. In onze eigen tijd creëerden we eigen werk. Het was een hele mooie tijd. Die plek was er, maar die was nog niet zo ingevuld en we hadden echt de vrijheid om dat zelf te doen.’
Choreograferen
‘Choreografie is per project en per proces anders. Het mooiste is dat ik er een stukje van mezelf in kwijt kan, dat ik kan delen hoe ik ergens in sta en waar ik in geloof. Ik maak choreografieën waarvan ik vind dat iemand anders die echt moet zien of voelen of meekrijgen. Dat kan variëren van een statement tot het overbrengen van een mooi gevoel. Choreograferen is voor mij nog persoonlijker dan zelf dansen. Een choreograaf kan zich nergens achter verschuilen. De dansvoorstelling, dat is wie jij bent, that’s it.’
‘Er is tijd voor nodig om choreograferen te leren. Ik denk dat ik in het begin bezig was, zoals zoveel beginnend choreografen, met het zoeken naar passen en een danstaal. Naarmate ik ouder word, reageer ik meer op de mensen met wie ik werk en denk ik het minder van tevoren uit. Daardoor ontstaan bijzondere creaties, zoals Narnia: een mix van ballet en hiphop.’
‘Hoe ik een choreografie maak, is elke keer anders. Soms is de muziek het uitgangspunt en maak ik daar via de passen en beweging een vertaling van, zoals ik die voel en geloof. Maar als je een bestaand, geschreven verhaal wilt vertellen, zoals ik met choreograaf en artistiek leider Marco Gerris van ISH bij de bewerking van het sprookje Grimm heb gedaan, heb je een heel ander uitgangspunt. Dan moet dat bestaande verhaal duidelijk worden neergezet door de dansers, dan is dat je zoektocht: dat die verhaallijn klopt.’
‘Ik kan ook zeggen: er gebeurt iets in de maatschappij en daar vind ik wat van en dan is dat het uitgangspunt van een choreografie. Dan bedenk ik dansbewegingen die dat uit drukken, ik maak een bewegingstaal die bij die boodschap past.’
Tijd
‘Een kwestie van een strakke agenda en prioriteiten stellen. Ik ben artistiek leider van de Junior Company en van de Nationale Balletacademie (NBA). Die twee banen passen goed bij elkaar en liggen in elkaars verlengde. Ik kan goed schakelen van balletles geven naar een meeting. Maar choreografie is echt een ander ding. Het vergt een reflectieve stand van je hoofd; daar moet je echt de tijd voor hebben. Ik probeer mijn agenda zo in te vullen dat er echt ruimte is, ook denkruimte en lege ruimte waarin zelfs denken niet hoeft; voor choreografie is dat belangrijk. Wat voor mij werkt is een lege studio in de avond waar ik de muziek aan zet en waar ik dan honderd uur rondjes loop.’
‘We leven vanwege corona in zo’n rare tijd dat we aldoor aan het ontwikkelen en aan het leren zijn hoe we met de beperkingen omgaan. We hebben bijvoorbeeld de balletlessen online moeten brengen. Het is daarbij de grote uitdaging dat we voor de dansers zoveel mogelijk, ook al is het niet live, dingen bieden als zelf leren choreograferen, studiopresentaties en online voorstellingen voor publiek. Om dat gevoel te behouden dat bij een voorstelling hoort, want daar gaat het vak over. Het gaat niet over in de studio repeteren. Dat hoort erbij, maar dat moet uitmonden in een liveoptreden. Op een gegeven moment ben je uitgerepeteerd en moet je een keer het toneel op. Je moet dat soort momenten blijven inbouwen, ook al is dat moeilijker met inachtneming van de coronamaatregelen.’
Ted Brandsen
‘Ik heb een aantal mensen om mij heen die ik altijd vragen kan stellen en dingen voorleggen. De laatste jaren is zeker Ted Brandsen een mentor. Hij heeft mij heel veel kansen gegeven. Hij heeft mij al jong – ik was 31 – een grote en gewilde opdracht gegund met het oprichten van de Junior Company. Hij gaf me veel vrijheid in hoe ik dat wilde regelen en organiseren, zowel wat betreft de praktische als de artistieke invulling. Hij heeft mij daar ook feedback en feedforward op gegeven.’
‘Ik vind mijn beide banen enorm leuk. Om elke dag te werken met zoveel mensen met zoveel energie, die ergens in geloven en toegewijd zijn. Ik hou niet van routine, daarom ben ik destijds gestopt met dansen; ik hou van vernieuwen en van doorgaan. Ik vind het leuk om mezelf door te ontwikkelen door een groep te leiden en met jonge dansers te werken. Om na mijn eigen danscarrière aan de andere kant van het vak te staan, dat heb ik altijd al willen doen.’
Leiderschapsstijl
‘Wat de mijne is, moet je eigenlijk aan iemand anders vragen. Ik hoop dat ik aan andere mensen de ruimte geef om hun banen en hun wensen zo goed mogelijk te kunnen invullen. Ik zie het als mijn taak om een platform te bieden van waaruit zij zo goed mogelijk kunnen werken en van waaruit zij zich kunnen ontwikkelen. Het werkelijk invullen van elk dingetje kan niet en dat wil ik ook niet. Het juiste platform is voor iedereen anders en dat is elke keer weer aanpassen, maar dat is wat ik zou hopen te bereiken. Vooral in overleg en om het samen met elkaar te doen. Sinds ik bij de NBA werk maak ik daar zelf ook een verandering in door. Ik hoop dat ik meer ruimte geef aan andere mensen om de ruimte voor zichzelf te vinden.’
Diversiteit
‘Diversiteit van dansers op het podium vind ik heel belangrijk. Wij moeten een representatie voor en van de wereld zijn. De balletwereld is daar echt nog stappen in aan het maken. Dat betekent dat we met mensen van verschillende achtergronden werken en daar kansen aan bieden. We willen bijvoorbeeld altijd graag jongens die dansen, daar moeten we aan trekken en ons best voor doen. De Billy Elliot-film en -musical een paar jaar geleden hielpen enorm om jongens enthousiast te krijgen. Ook hun achtergrond is belangrijk. We hebben vanuit het centrum van de stad een mooie samenwerking met dansschool Motion Dance in Zuidoost, waardoor we meer diverse leerlingen op school krijgen. We hebben een paar heel mooie voorbeelden van succesverhalen met danseres Michaela DePrince, die in de Junior Company begon, en Sedrig Verwoert die nu is aangesteld als young creative associate. Dat helpt; als je jong bent moet je voorbeelden hebben. Dat je naar iemand kijkt en denkt: dit kan en ik kan dit ook. Dat geeft hoop voor een jong iemand.’
Relevant
‘Ballet moet te maken hebben met wat er in de wereld gebeurt. Het hoeft niet overal hetzelfde te zijn. Ik zou het heel mooi vinden als een gezelschap hier heel anders is dan een gezelschap in Londen of in New York of in Parijs. Dat je echt een eigen stem hebt. Het Zwanenmeer zal er altijd voor elk gezelschap zijn in verschillende variaties. Maar daarnaast is er heel veel ruimte om juist die eigen stem in gezelschappen te hebben.’
‘De afgelopen twintig jaar begonnen de grote gezelschappen een beetje op elkaar te lijken, omdat ze dezelfde grote namen van choreografen graag aan zich verbonden. Nu is er juist een tendens om de eigen stem weer belangrijk te maken en zelf te zoeken naar wie er bij ons zijn en om ons heen staan. Wie relevant zijn voor ons. Dat maakt het alleen nog maar interessanter voor iedereen: voor de danseres, voor ons en voor het publiek.’
Wens
‘Ik wens dat ik op een gegeven moment in een theaterzaal zit in een rode pluche stoel met links en rechts andere mensen. In een volle zaal waar het opgewonden geroezemoes klinkt voor het begin van een voorstelling. Waar het licht dimt en het doek opgaat en mijn jonge dansers op het toneel verschijnen.’