Een trombone, schetterend als een olifant, violen als smekende zangvogels en een hobo die een toonladder laat kabbelen als een beek: zo opent Een Huid van Klank, een uitvoering met blazers, snaarinstrumenten, slagwerk, een Zuid-Afrikaanse dichter en een popzangeres. Met ingehouden adem luisterden tientallen bezoekers in de Grote Zaal van de Bossche Verkadefabriek naar de première van dit zinderende stuk.
Overrompeld door dictie
“Laat ons verzoeken, alles lief te hebben, en te verlossen van alle etterende ontering. Laat ons voelen, Zijn heerlijke evenwicht. Tot in de oneindigheid. Amen”, klinkt de diepe stem van de Zuid-Afrikaanse dichter Antjie Krog nadat muziekinstrumenten een decor hebben geschetst van een levendige steppe. Krogs gedicht vormt de leidraad van Een Huid van Klank en vertelt een verhaal over Zuid-Afrika, een verhaal vol conflict en spanning, maar ook van veerkracht en levensvreugde.
Het kwam tot een samenwerking tussen haar en Van Binsbergen nadat laatstgenoemde een paar jaar geleden Krog één van haar een gedichten hoorde voordragen in het Zuid-Afrikaans. Van Binsbergen werd “overrompeld door de dictie en de klank van de voor haar vreemde taal”, aldus de toelichting van November Music.
De steppe in muziek
Na de eerste, ernstige dichtregels van Krog schudden de muzikanten vrolijk de boel op met een swingende melodie. Korrels in sambaballen ritselen heen en weer en goedgemutst begeleidt een ploppende bas een relaxt deuntje van de elektrische gitaar. De saxofoon gaat meedoen en krijgt bijval van een soepele klarinet. Dan treedt de stem van Krog op de voorgrond en veegt ruisend een beeld bij elkaar van sierlijke, behendige gazelles, indrukwekkende leeuwen en – vol bewondering – statige giraffen met fluweelzachte ogen.
Taal en geluid samen
De overgang van muziek naar woorden komt nog een paar keer voor. Tekst en muziek nemen telkens de hoofdrol over, nodig om Van Binsbergens persoonlijke zoektocht naar de betekenis van muziek ten opzichte van taal te vervullen. Het gedicht van Krog gaat van de zware toon bij de opening over in een optimistische beschrijving van Zuid-Afrika waarbij het natuurschoon aan bod komt, om halverwege om te slaan en ook worstelingen te beschrijven in de nasleep van de apartheid. Gaandeweg doven tonen en de popzangeres zingt van de schedel van de aarde. Een droefgeestige sfeer drijft boven.
Van Binsbergen stuurt ons echter niet met een triest gemoed naar huis, maar laat Krog het tij keren: “Je wilde niet baldadig zijn, je wilde je vrijmaken van al het leed.” De samba’s schudden weer, de klarinet zingt weer. Zo vallen verhalend geluid en taal weer samen in deze indrukwekkende opvoering over Zuid-Afrika.