“Een subsidiestelsel dat uitsluitend kijkt naar individuele aanvragen, loopt het risico scheef te groeien. Regio’s, genres, functies of doelgroepen kunnen buiten beeld raken zonder dat dit een bewuste keuze is.”
Adviesbureau Blueyard wil meer overzicht en een meer integrale visie op de subsidieverdeling. In een artikel op de eigen site analyseren directeur Jurriaan Rammeloo, oud schouwburgdirecteur Henk Scholten en oud-minister Ingrid van Engelshoven het bestaande stelsel, dat sinds de tumultueuze toekenningen in 2024 op zijn grondvesten staat te trillen.
Er ging natuurlijk ook het een en ander mis, die zomer. Zo kwam het Fonds Cultuurparticipatie (FCP) erachter dat het een hele sector (klassieke muziek) had weggebonjourd, en ontdekte het Fonds Podiumkunsten (FPK) dat het een nogal betekenisvol aantal midcareer-makers met vervroegd pensioen had gestuurd. Behalve ophef leverde die situatie ook ingewikkelde reparaties op en een paar rechtszaken die tot nu toe weinig gunstig uitpakken voor met name het Fonds Podiumkunsten.
Weinig risico
Het zware team van Blueyard constateert dat het systeem te veel gejuridiseerd is, en dat het grote aantal criteria en regels zorgt voor een sector die weinig risico’s meer durft te nemen. Voeg daarbij dat het met al die aanvragers en al die subdisciplines bijna niet meer mogelijk is om een afgewogen beoordeling door soortgenoten mogelijk te maken, en het grondwerk voor een ramp zoals die zich nu aftekent, is gedaan.
Gelukkig gaat Blueyard verder dan roepen dat er minder regels moeten komen. Dat kun je rustig aan de politiek overlaten.
Opvallendste aanbevelingen die ze doen is dat de integrale afweging die subsidiënten maken, veel bepalender moet zijn. In essentie stellen zij dat die integrale afweging soms de peer-review mag overrulen. Daarmee mondt het advies uit in een soort mini-Raad voor Cultuur, maar dan dus per fonds. Immers: de Raad voor Cultuur is er landelijk ook om een integraal oordeel uit te brengen dat zwaarder telt dan de adviezen uit de commissies waarin ‘peers’ de aanvragen hebben beoordeeld. In 2020 leidde dat overigens tot onverkwikkelijke toestanden, maar aan terugkijken heeft niemand in de sector veel behoefte.
Dolenthousiast
In eerste instantie werd ik dolenthousiast over het stuk van Blueyard, want het staat er kort en bondig en dat schept helderheid. Dat er verschillende klassen kunnen komen in het aanvraagsysteem, met beginners en gevorderden die aan andere eisen moeten voldoen: helder. Dat veel van het beoordelingswerk ook gedaan kan worden door professionals in dienst van de fondsen: helemaal eens. En die verschillende periodes (2, 4, 6 en 8 jaar)? Doen!
Maar toen sloeg de vermoeidheid toe, want los van het feit of het wel wenselijk is om naast het machtsblok ‘Raad voor Cultuur’ ook nog machtsblokken binnen de fondsen te scheppen, is daar het spook van de regionale spreiding, en dan vooral de rol die de verschillende overheden daarin spelen.
Wildernis
Halverwege het artikel zitten we diep in een overwoekerd moeras, want ook al stelt Blueyard voor om dat hele stuk wildernis met één en dezelfde aanvraag te lijf te gaan: welke overheid krijgt wat waarover te zeggen? De adviseurs willen dat daar per categorie een keuze in wordt gemaakt, en dat er een bescheiden rol komt voor de ‘afnamekant’, ofwel de programmeurs van lokale kunstinstellingen.
Maar hoe en wanneer? Hier duizelt het. Blueyard brandt bewust de vingers niet aan het advies dat de Raad voor Cultuur eerder over een nieuw stelsel uitbracht. Centraal daarin stond de vervanging van de afzonderlijke disciplinefondsen (podiumkunsten, letteren, participatie, beeldende kunst, architectuur etc) door één groot fonds, dat ook over de regionale spreiding zou gaan. Op zich ook een best omstreden plan, want grote organisaties hebben de neiging minder oog te hebben voor de kleine krabbelaars in de marge, die wel de humus vormen voor het hele kunststelsel.
Twee Raden voor Cultuur
Voegen we nu het advies van Blueyard bij het idee van de Raad voor Cultuur, krijg je dus een Raad voor Cultuur die over de Basisinfrastructuur gaat, en een Raad voor ‘ook’ Cultuur die over spreiding, regionaal, vernieuwing en whatever in Zaltbommel gaat. Of Anjum. En over beeldende kunst en muziek. En fair practice en inclusie. En trouwens, hoe beoordeel je of iets ‘professioneel’ is, en volgens welke criteria bepaal je dat?
Het lijkt me, als relatieve buitenstaander, niet eenvoudig om daar iets van te maken dat overzichtelijker is dan het nogal zompige systeem dat we nu hebben. Dat is waar die vermoeidheid een beetje dodelijk werd.
Cultuurpers is onafhankelijk en ongesubsidieerd. We bestaan dankzij donaties van lezers zoals jij. Geef ook steun aan onafhankelijke cultuurjournalistiek!
