Imagine Arjan Robben. The much-troubled frontman of the Dutch national team has just seen a brilliant move rewarded with a penalty and he is ready to take it. Up comes a field hand with a new set of adhesive letters for his shirt because the numbers are no longer legible from the stands. Lots of lashing, shirt off, seconds glue. Circumstances, in short. After two minutes, the fielder is gone, the number readable and the referee's whistle sounds. Then try to hit the target.
Zoiets overkwam steracteur Fedja van Huêt bij de première van Macbeth tijdens het Holland Festival, op 10 juni 2012. Omdat zijn zendermicrofoon niet bestand was tegen de vele vloeistoffen op zijn lijf kwam een toneelknecht hem een nieuwe complete zenderset omdoen, terwijl de rest van de spelers maar wat woorden bleef herhalen om het extreem gênante moment te overleven. Dat Van Huêt er desondanks vol tegenaan bleef gaan tot het einde van de voorstelling, is een compliment waard. Of hij zonder dit intermezzo beter was geweest, is niet te achterhalen.
Ik noem dit incident, omdat het mij herinnerde aan soortgelijk incident in 1991, toen ik als toneelknecht zag hoe Van Huets collega en tegenspeler in Macbeth Hans Kesting iets soortgelijks overkwam. Kestings tegenspeler (Bert André) zat in een rolstoel zonder vloercontact. Tijdens de première brak de provisorische rem af, die was gemonteerd op die stoel vanwege de 10 graden helling van de toneelvloer van de Amsterdamse Schouwburg. Die arme Kesting was daarna anderhalf uur lang uitsluitend bezig met het op het toneel houden van zijn tegenspeler, en moest ondertussen nog een rol spelen. De landelijke pers zag alleen een slecht geconcentreerd stel acteurs. De recensies waren verwoestend.
Enfin. Dit allemaal ter inleiding van de boodschap dat ik deze Macbeth geen onverdeeld genoegen vond. Natuurlijk, enkele van de beste acteurs van Nederland staan op het toneel onder leiding van de beste regisseur van Duitsland, die toevallig ook een Nederlander is, dus daar is weinig mis mee. Wat er wel mis mee was, is dat de bewerking van Shakespeares bloederige wraaktragedie over een man die koning kan worden en daarvoor alles uit de weg ruimt, wel heel erg kaal is. Alsof het een opera betreft, is van de lange dialogen uit Shakespeare’s tragedie alles weggekapt, en zijn van de bekende monologen vooral oneliners overgebleven, die vaak, zeer muzikaal overigens, herhaald worden.
Geweld is een keuze, luidt de boodschap van regisseur Simons, en die keuze kan leiden tot een verslaving, vergelijkbaar met roken, drank of heroïne. Macbeth is verslaafd aan het bloedbad, meer dan aan het koningschap. Hem stoppen kan alleen als de hele natuur in opstand komt, maar ook dan is het een keuze om het geweld voort te zetten of niet.
Dit is een van de thema’s van Shakespeare’s origineel, en het valt wonderwel samen met het thema van festivalsamensteller en -directeur Pierre Audi. Zelden dus een consistenter festivalprogramma meegemaakt als het huidige, het moet gezegd.
Jammer aan deze bloedovergoten Macbeth van Toneelgroep Amsterdam is dat er buiten het hoofdthema verdomd weinig te beleven valt. Shakespeare deed nog zijn best allerlei theorieën en zijpaden toe te laten, bij Simons is het een trechter zonder uitlaat. Meer een badje, dus. En dan ga je als vanzelf afstand scheppen, hoe dichtbij je ook zit. Ik zat op de eerste rij en de bloedspetters misten mij op een haar na, maar verder werd ik niet geraakt door de voorstelling. Dat kan dan aan dat gebeuren met die zendermicrofoon liggen. Maar dat zullen we dus niet weten.
Feit blijft dat de voorstelling mij op één moment wel degelijk wist te raken. Fred Goessens, de acteur die al 25 jaar de mooiste bijrollen ter wereld neerzet in de Amsterdamse Stadsschouwburg, rouwde in de rol van McDuff, een van Macbeths rivalen, om de dood van zijn vrouw en kinderen. Dat deed hij goed, zuiver, voorstelbaar en overtuigend. Even was daar een moment van echte nabijheid.
En daarvoor gaan wij dus naar het theater.
Comments are closed.